Verzamelde gedichten
(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend
[pagina 46]
| |
de baan van 't lied weergalmen; -
een krachtig lied geeft nieuwen moed,
en de echo spelt ons palmen.
Vooruit, op stap, al zijn wij kleen
van krachten en getallen,
al is er reeds zoo menigeen
op weg ter neer gevallen.
Op stap, jong volk, en onvermoeid,
en geen geduld verloren: -
een enkel vlokje sneeuw, dat groeit
al rollend tot een' toren.
Op stap en haastig! - want de Dood
komt sneller op ons hielen;
ziet haar verwoesting aan, hoe groot!
ziet toch haar al-vernielen!
En spoeden we ons uit haar gebied
naar gindsche wijde dreven,
waar zij geen' toegang meer geniet; -
het land van 't eeuwig leven!
Die Dood is alles wat bestaat
in d'aakligsten der tijden:
heet dwepend priester of soldaat,
ellende en schande en lijden; -
en 't land, waar 't eeuwig leven gloort,
het land van heil en vrede,
is 't rijk, alwaar door 't vrije woord
regeert de vrije Rede!
| |
[pagina 47]
| |
Vooruit! op stap! - O poëzij,
kom gij de trommels roeren,
en zing een krachtig lied er bij
om harten te vervoeren;
zoo streven we allen als één man,
door duizend hinderpalen,
tot waar geen dwang meer heerschen kan,
geen Dood ons meer kan halen.
|
|