Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 't Zal wel gaan! Wij, Vrienden, die het stout gevecht nog jong beginnen voor het recht, wij zijn hier weer te gâren: nu, schenkt mij bier en schenkt mij wijn; en laat ons weer eens vroolijk zijn, laat ons geen liedjes sparen! De weg is lastig, krom en lang; een glaasje wijn versterke ons lijf, en dat een vaderlandsch gezang ons Vlaamsche zenuw stijv'! 't Zal wel gaan, 't moet wel gaan; want hart en hoofd en arm, bij ons is 't al nog warm. 't Is nacht al waar het oog zich keert; de Priester heerscht, de Waal regeert, [pagina 37] [p. 37] de Vlaming blijft steeds slapen; het schoon geslacht, helaas! is Fransch, en 't volk verandert langzaam gansch in uilen en in apen. ‘Wie eeuwig laag en klein wil zijn, verliez' den tijd met zulk een taal!’ zoo roept meest elk... maar ik herhaal toch troostvol mijn refrijn: 't Zal wel gaan, 't moet wel gaan; want hart en hoofd en arm, bij ons is 't al nog warm. De Vlaamsche ziel, bij 't voorgeslacht de zetelplaats van moed en kracht, is als een lamp gestorven; die ziel, die vruchtbre Vlaamsche grond, waar roem en macht te groeien stond, is nu tot slijk bedorven... Beploegen wij dat slijk, en weer zal daar een heldenoogst ontstaan; ja, 't Vlaamsche hart zal, als weleer, weer luid en krachtig slaan, 't Zal wel gaan, 't moet wel gaan; welaan! den ploeg in hand voor 't heil van 't vaderland! Help slechts u zelf, zoo helpt u God; bij scherpe slagen van het lot moet dat ons spreuke wezen. [pagina 38] [p. 38] Wie nimmer viel, stond nimmer op; wij vielen van den hoogsten top; maar... wij zijn haast verrezen. En, zeker van de zegepraal, laat ons maar strijden hand aan hand voor 't heilig Vlaamsche vaderland, de heil'ge moedertaal, 't Zal wel gaan, 't moet wel gaan; en nu het glas in hand op 't heil van 't vaderland! 1855. Vorige Volgende