Verzamelde gedichten
(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend
[pagina 30]
| |
'k benijd het rozeken, dat gij plukt,
en dat, al stervend, u ‘zuster’ mag noemen;
'k benijd het gras, dat gij nederdrukt,
dat zich door U vertreden mag roemen;
'k benijd het borduursel, dat vóór u staat,
waarin uwe handjes wel willen steken; -
ja, zalig schijnt mij wat gij slaat,
en zalig wat gij wel wilt breken.
|
|