Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XIII Gave God mij de macht in mijn needrige zangen den glans en den streelenden geur van de lieflijkste bloemekens samen te vangen bij 't murmelend bekengeneur; en der lustige vogelen orglende stemmen, den luister der sterrekens meê, die men boven als goudene vischjes ziet zwemmen in 's aethers azurene zee! O victorie! in 't midden daarvan zou ik stellen, gelijk in een heilig altaar, eenen naam, die mijn harte doet hupplen en zwellen, den heiligen name van haar! En sterren en vogelen, beken en bloemen, en alles wat stralen schiet, of klanken of geuren giet, zou haar roemen, haar roemen in mijn lied. Vorige Volgende