Uit het studentenleven en andere gedichten(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] Nachtelijke vervolging. Wie wandelt en wankelt zoo laat alleen door de donkere straat? Ach! onder den last dien hij torscht, hangt moedloos zijn hoofd op zijn borst. Zijn stap is onzeker, gejaagd: hij vlucht iets dat vreeslijk hem plaagt... Doch wat? Gij kijkt rond, en gij ziet zijn talrijke vijanden niet. [pagina 135] [p. 135] Een leger daemonen bestookt onzichtbaar den weerlooze, en spookt zijn oor vol geronk en vol schrik, vol scheemring en afschuw zijn' blik. Zij juichen, de lafaards! De held, die steeds hun de wet heeft gesteld, is thans hun gevangene! O schand, hij werd door 't getal overmand. Zij sleuren zijn zwakheid, o schand, van d'eenen naar d'anderen kant, en slaan hem met spottend geluid vooruit en dan weêr achteruit. En 't loeit en het grijnst en het gonst, en 't stoot en het stormt en het bonst; heel 't leger heeft slechts ééne stem: wraak! wraak! geen genade voor hem! Reveille en taptoe dreunt verwoed: de trommelaars, klein maar vol gloed, de borrels des morgens zijn daar, de borrels des avonds zijn daar. [pagina 136] [p. 136] Hier woelt, bruin van kleeding, en rond van lijf, en het schuim op den mond, het voetvolk der pinten: o wee, min dicht zijn de golven der zee. Genie dan zijn dranken, die traag doormijnen gezondheid en maag; geschut, dat zijn zij, die met spoed bres schieten in 't brein of in 't bloed. Dan, ruiters in wilden galop, de flesschen: versierd in hun kop met schakos in 't geel en in 't rood, of helmen van glinterend - lood. De ruiters beslissen den slag. Heel 't leger berst uit in een lach. De lafaards! zij hebben, o schand, den held door 't getal overmand. Zijne oogen verwildren, zijn voet hinkt waggelend, koud wordt zijn bloed; hij lost nog âmechtig een' vloek, en rolt als een lijk in een' hoek. Vorige Volgende