Uit het studentenleven en andere gedichten(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] Een hart te nemen of te laten. Een hart te nemen of te laten! Wie wil er van? Wie wil het minnen en het haten, 't zij vrouw of man? Wie zal zich 't arme hart erbarmen dat kwijnend sneeft? Wie zal het neêrslaan, of 't verwarmen terwijl 't nog leeft? Ik vraag geen vreugde, maar verstrooiing; geen' steun of kruk alsof mijn ziele reeds geplooid ging door zwaren druk: [pagina 102] [p. 102] beweging! wie mij dát kan geven, hij maakt mij sterk; ik vraag geen wellust, maar slechts leven, geen' roem, maar werk. Gerucht en hartstocht, rustloos woelen heb ik van nood; dat niets-doen en dat niets-gevoelen is me als een dood. Er ware een zalf om mij te heelen: kom, liefde of haat! ik vraag een hand die mij wil streelen of die mij slaat. En dat is de alledaagsche klachte die 'k immer klaag. O, zoo toch iemand mij dat brachte wat ik zóó vraag: een warmen vriend, of stouten vijand, wie hij ook zij; - een lief, mij kussend en mij vleijend, of een harpij! Vorige Volgende