Uit het studentenleven en andere gedichten(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Avondschemering. Er is een stonde als het licht en het duister, de glansende gloed en de kille schaûw, elkander bestrijden in 't hemelsblauw: heel 't Oosten is reeds grijs en grauw, en 't Westen praalt nog in purperen luister. - Zoo komt er in 's jongelings leven een jaar: nog is de vreugde niet gansch verdwenen, nog heeft de liefde niet uitgeschenen, - maar reeds is twijfel en weemoed daar. [pagina 90] [p. 90] Algauw is de strijd ten einde gestreden: de nacht blijft meester; het licht vervloog, als ware 't een schijn die de blikken bedroog. En spottend ontspringen de starren omhoog, en 't vluchtige dwaallicht spookt beneden. - De geest wordt somber; zijn vuur sterft uit; en door de schaduwen die hem omringen, daar komen al de oude herinneringen als door de scheuren eens floersen vooruit. De starren voeren haar vreugdige dansen: de dwaallichten spertlen in woesten draf; elk dwaallicht wijst hier beneên op een graf, - en het starregeglim steekt treurig af bij de ondergegane zonneglansen. - - De erinringen drukken den geest ter neêr en grijpen weemoedig en knellen het harte... herinnerde smarte is nog immer smarte, herinnerde vreugd is geen vreugde meer. Vorige Volgende