nog, maar nee ik was het zelf schaterde hij, ‘no offense Doc!’ Ik moest toen natuurlijk ook lachen, merkte ik nog een tijd later.
De volgende dag, op een druk subwayperron, wrong zich een klein, krom, arm zwart vrouwtje met haar papieren witte boodschappentassen een onzichtbaar pad door de menigte naar mij toe, zei iets uiterst schunnigs dat ik helaas niet helemaal verstond, keerde zich om en verdween weer in de wildernis van benen.
En gisteren hadden we het over de revolutie, met een jonge man bij ons thuis. Er is toch geen revolutie, zei hij, alles gaat te langzaam. Maar Tineke zei van wel: Amerika, Rusland, Duitsland, al hun revoluties duurden jaren lang; een van haar antropologieleraren, zelf van de generatie '60, was zelfs al bang dat de hele revolutie van nu voorbij was, en dat de studenten van de jaren zeventig alweer waren teruggezakt in belangstelling voor hun cijfers en examens alleen. De kwestie voor mij als student van de late dertigen, zei ze, is niet alleen: waar zijn die studenten van 1964 in 1974, maar ook, waar waren de studenten van '30 in '40 van '40 in '50 en van '50 in '60, en waar was de man zelf? aan de andere kant van de lessenaar, waar vanzelf een andere generatie ontstaat. Ja, het is overal revolutie, en ik hoop dat hij de liefde vernieuwt.
Gisteravond, zodra ik ging slapen, werd het lichter. Het was ochtend, laat in de ochtend, vroeg in de middag onder de lucht, de straat vreemd vol mensen, daar stroomden ze een huis uit. Andere dingen werden gedaan door korte, donkere jonge mannen, ook lichtere droegen olijfgroene jakken, sommigen hadden iets op hun hoofd, in een andere straat werd geschoten, in een leeggehaald portaal zaten blanke oude vrouwen tegen de muren en ik kreeg even een hand, op straat weer, struikelend over een opgevouwen machinegeweer dat groen glansde onder de oranjegrauwe lucht, mocht ik in een overvalwagentje, kreeg ik een houten muziekinstru-