1. de behoefte een geweldig idee te krijgen;
2. waarachtig, een geweldig idee;
3. het zoeken, en het half vinden van een bewijs;
4. het aannemen dat de andere helft net zo is en het bewijs dus geleverd;
5. de overtuiging dat anderen, die dat niet kunnen bevestigen, zich vergissen, en dat die, ter wille van de wetenschap (en niet ter wille van het weten), overtuigd moeten worden, omdat anders het werk, op dat grootse idee gebaseerd, niet financieel ondersteund zal worden;
6. het voor de zekerheid wat verbeteren van de eigen resultaten, ter wille van de wetenschap die immers dat grootse idee zo nodig heeft;
7. het krampachtig verbergen van het bedrog, nog veel erger ter wille van de wetenschap.
Komt je dat niet bekend voor? Doet je dat niet denken aan een president, die misschien al lang geleden had geloofd, een groots idee te hebben om zijn land te helpen, als hij maar eerst president zou zijn? En die dan door smerige listen werkelijk won - listen die hij alleen maar voor de zekerheid liet gebruiken? En dan, ter wille van het president-schap, dat onbevlekt moest blijven, talloze mensen tot misdadige beschermlust bracht? De leuke vraag in dit alles is: waar begint zo iemand mee, met bedrog of met zelfbedrog? Misschien zijn sommige mensen zo eerlijk, dat ze alleen anderen kunnen bedriegen als ze zichzelf voldoende bedrogen hebben.
En nu iets schijnbaar heel anders. Een tijd geleden schoot A een kogel K door het hoofd van B, de hersens van B grondig bedervend. Een vlugge chirurg C plantte het nog steeds kloppend hart van B over in het lijf van patiënt D die dat blijkbaar nodig had. Rechtszaak: de advocaat van A zei dat C, niet A, de moordenaar dus was. Uitspraak: nee, A was de moordenaar, want wie de functie van zijn hersenen verliest, kan niet door een transplantatie worden gered en is dus het