[XXXIII] Genieten van tijd, ruimte
Brooklyn, 13 september 1970
beste allen, De zon schijnt hier nog, maar het was bij jou terwijl ik dit schrijf middernacht. Misschien wel in bed, het hindert niet. Niets hindert erg, want alles is overal op dezelfde manier anders, we reizen allemaal zoveel en snel, desnoods alleen voor een televisieprogramma zittend. Wij, ons gezin, nemen ook in snelheid en afstand van elkaar toe, af, en toe, als vier moleculen van een stof die eens kristalhard was, en toen vloeibaar werd, en nu als een gas.
De meisjes, Geri en Peggy... hun bedden zijn zo glad opgemaakt, hun wittige slaapkamerdeuren staan half open en bewegen niet, hun oude boeken drukken zich dicht tegen elkaar in hun oude kasten, de meisjes zijn weg, naar college, Peggy voor het eerst. Niet ver weg: naar Bennington in Vermont, vier en een half uur per bus weg. En ook maar zo ver terug, natuurlijk, maar niet vaak.
Hoe is het, vragen kennissen op straat, het hele apartment voor jullie alleen, en al die jonge vrienden en vriendinnen met al dat lange haar niet meer aldoor. Ja, nou, Candy de hond loopt op al zijn voorzichtige nagels over de houten vloeren, denkt ergens na, loopt ergens anders heen. De telefoon gaat soms nog wel eens ineens, nog eens, en als we een flesje van Peggy om zouden laten vallen, zou het misschien nog naar haar ruiken, maar dat zouden we niet met opzet doen hoor, want alles in huis is niet alleen stil en verlaten,