[XXXII] Beste Pater Pieter
Brooklyn, augustus 1970
Echt gefeliciteerd. Zo wil ik namelijk ook wel ouder worden, steeds meer denkend. Wat van ons verdwijnt wordt daardoor zo veel kleiner dat het tussen de groeiende groep vrienden vriendelijk verdwijnt. Nu al heb ik zo veel haar verloren dat ik elke morgen drie minuten in de spiegel van mijn badkamer kan staren zonder te hoeven borstelen. Misschien, als ik haast zoveel vrienden krijg als jij, verlies ik ook langzaamaan de dingen in mijn ogen waarmee ik ze kan zien. Dan zal ik uren in de spiegel staren zonder te hoeven kijken. En eindelijk, als bijna iedereen mij kennen wil, verlies ik mijn hele lijf, en kan ik tijdeloos alles wezen dat iemand overal het ergst ontbreekt, een soort van Pater Pieter, die voor zichzelf in het donker tussen vier wanden kan lezen zonder bril uit lege handen, en lachen. Nu al houd ik gevaarlijk veel van alles wat geen verf meer heeft, een schilderij bijna tot peinzend linnen afgesleten, een boom onafgezaagd gevallen in een bries van drieëntwintig jaar gele-