Brieven uit Brooklyn
(1975)–Leo Vroman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
Ik kom zo weinig tot speciaal schrijven dat ik maar, pedantheidlozighopenderhalve, gewoon een brief aan je schrijf in de hoop dat die, hoogstens in zijn geheel, voor Tirade te gebruiken is. Ik denk namelijk tegenwoordig van alles waarover ik toch al niet veel geschreven heb tot nu toe, en laat staan aan jou en Tirade.
Ik leer, want verander, altijd het meest van de minst gunstige besprekingen en ben dus nu vooral geïnteresseerd in die uit Vrij Nederland, waar geloof ik zoiets boven stond als ‘Het heen en weer van Vroman begint te vervelen.’ Ik denk altijd toch al meteen, als ik een recensie lees: waarachtig, dat is waar (ik ben een groot dichter, b.v.), dus ditmaal ook (ik begin te vervelen). Alles wat heen en weer gaat, en niet alleen mijn stijl, wordt vervelend: dag-nacht-dag, bloeddruk, ademhaling altijd maar in-uit-in, woorden, altijd dezelfde of altijd nieuwe, maar nooit een ander verschijnsel uit wat voor tijdschrift of boek ook. Hier is iets dat ik net maakte en dat misschien op correct gerangschikte stenen geschilderd kan worden: Drie stenen zitten op een steen.
Acht stenen liggen er om heen.
Daar onder liggen er nog negen.
Andere daar naast en tegen.
Een steekt half uit het zand naar buiten
om zich nog eventjes te uiten.
Leert, kinderen, dit uit zijnen mond:
houdt steeds een vuist boven de grond.
Niet dat dat helpt, die vuist. Mijn lab staart hoog neer op een golfterrein, al weken wit, waarin een vijver ligt, al weken wit. Maandag stond daar een auto, zwart, een vrachtauto, wit, een hijskraan met een bungelende bek die zich telkens en telkens in het ijs neer zwaaide en met zwart kwijl | |
[pagina 100]
| |
bovenkwam. Een helicopter maalde daar gisteren boven rond. Er werd naar twee jongens gezocht. Vandaag riep mijn assistente. Ze hebben iets! ‘Een boomstronk’ hoopte ik eigenlijk toch niet eens meer. Tja, ze hadden inderdaad iets, de radio raakte er gewoon niet over uitgekwaakt. Soms denk ik, niemand gaat eigenlijk dood, iedereen valt gewoon flauw en dan uit elkaar of zo. Ik merkte gisteravond dat dat ook grammaticaal kan worden uitgedrukt: Drie apen, heel tevreden,
nee wacht even, zo is de nadruk fout. Hier: Drie apen,
heel tevreden, zaten
in een paradijs,
tien jaar later grijs,
en tien jaar later overleden,
met elkaar te praten.
Zoiets kan je helaas wel in het Duits maar niet in het Engels vertalen. Wat een ergerlijk versje, zelfs nu ik het overlees.
Van besprekingen gesproken, Ivo stuurde mij een krantenstukje van Gabriël Smit over Holub. Erg leuk: verleden jaar was ik op een avond met hem voor het Poetry Center. Ik moest dingen van mij in het Hollands voorlezen, en van Achterberg, toen Adrienne Rich dezelfde in het Engels, toen Holub zijn werk in het Czechisch, daarna Robert Lowell dezelfde in het Engels. De Deur, van Holub, zal wel oorspronkelijk begonnen zijn met streschnewschtrekdznje, een regel die vijf maal terug komt en in die krant als ‘Ga en doe de deur open’ vertaald is. Het heen en weer van Holub begint ook te vervelen, het herhalen van regels. Wel een | |
[pagina 101]
| |
goede man, geloof ik, Holub; hij had op mijn lab zullen komen, maar onze telefoons hebben elkaar misgelopen en nu is hij al weer naar huis geloof ik. ‘Ga en doe de deur open’ bah, sla en doe het boek dicht. O komt, en er is kijken. Flauwe kul, die namaak bijbeltaal, alleen omdat een vorm tot onbegrijpelijk toe verouderd is hoeft hij nog niet beter te zijn. ‘Ga weg doe de deur open’ bedoelt Holub misschien. Anders had hij wel ‘streschnim’ in plaats van ‘streschnew’ geschreven. Maar critiek is eigenlijk altijd onzin, speciaal ongunstige, want als een levend mens iets schrijft is het zo ingewikkeld als een levend mens, en daar begrijpen we zelfs niets van als hij niets schrijft, ja zelfs als hij niets doet, dan doet hij al zo veel. Hier: Een ezelachtig oog
keek rond en zeurde
dat er niets gebeurde
want dat er niets bewoog.
Fout, oog! Een ezelachtig oog
keek rond en zeurde.
Ja hoor, zo is het. Weet je dat ik bijna niets kan vinden in Hollandse of Engelse poezie dat ik werkelijk nog goed vind? Het zijn allemaal gedichten, gedichten. Heb je Snow White gelezen? Stond eerst in de New Yorker, is nu een boekje. Ik hou daar wel van; de schrijver heet ongeveer Barthelme. Nou dan, dag hoor, ik hoop dat het heen en weer, nee genoeg al, dag. Leo.
En ook nog eens extra persoonlijk dag. Gaat alles wel, en wat doe je verder. Leo. ook groeten van Tineke. |
|