zag kans zich onmiddellijk van haar toch nog jonge, mooie en zelfs aardige moeder te ontdoen. Onrealistisch, mompelde ik, er is toch ook gebrek aan voedsel, laat ons iemand aanwijzen die haar kan doodslaan met een roeispaan, zodat we haar kunnen verslinden, ongepekeld. Mijn eigen moeder was in onze cabin gebleven, die avond, anders had ze mij waarschijnlijk het zwijgen opgelegd. Ook van Tineke mag ik trouwens wel eens iets niet, en ook gelukkig altijd zachtjes en te laat. - Voor ons en onze kinderen is het strompelen tussen goedkeuren en verbieden een ingewikkeld spel. Geri en Peggy, nu 15 en 13, moesten erg nodig naar de Beatles bij voorbeeld; we moesten onze vakantie vroeg daarvoor nemen. Midden augustus gingen ze de stad in en kwamen ze tegen elkander botsend van de avonturen thuis. Elk had in de rij voor een studio staand, een kaartje vervaardigd door op een verknipte schoolpas en op een buskaartje van Schiphol het embleem van de studio te vervaardigen, wat strepen en een nummer. Druitgesmeten natuurlijk. Een kaartje was nog wel bruin gemaakt met aangezichtspoeder. Woester was de tocht naar het concert met echte kaarten, de volgende avond. Om half twee in de nacht blafte de hond, bewoog de voordeur, waren het de kinderen. Kinderen? Peggy, toch nog de jongste, geleek een ontsnapte vrouw: stond in het naakte ganglamplicht waarvan de scherpe schaduwen als woeste scheuren haar witte gezicht van het cement rondom los trachtten te maken, en grauwe strepen liepen van haar ogen, donkere ogen naar haar kin. En Geri, door een plotselinge en gloednieuwe verantwoordelijkheid bezeten, trachtte Peggy te ondersteunen zonder haar aan te raken. Hoe was het dan, vroegen wij een tijdje. O, zei Peggy, het was o. Oo! Het was, ik weet niet meer, alles wat ik weet is dat ik op de grond zat, het was na afloop, en er kwamen mensen langs, en ik huilde, en een man zei kom kom ze komen nog wel terug, en later, hoeveel later was het Geri kwam die man weer langs, dezelfde
man en hij zei daar zit ze nog en ze