Ach, dit is allemaal nog niets, als je bedenkt dat we eigenlijk niet de hele apen nodig hebben voor het meeste werk: een gezond preparaat van twee ogen, een deel van de hersenen en ruggemerg, en twee armen voor handwerk, of iets dergelijks van alleen rug en benen voor geöriënteerd transport, is vaak voldoende.
Voedings- en gezondheidsproblemen worden misschien eenvoudiger wanneer we weefselcultures kunnen gebruiken. Het werkding zal dan bestaan uit: input (oogie in een zitbadje van gezonde drank), computing system (groot zigzag oppervlak begroeid met hersenweefsel, ook in een bad), en output (harig en gespierd, knuissie, of liever een stel amplifiers en electromagneten). De duurte van de producten (schilderijen, conclusies, rechtspraken, asbakjes, religies) moet dan de onkosten dekken die nodig zijn voor de reparateurs (biologen); zo nu en dan sterft er natuurlijk een fabriek aan een ontsteking van de zuigfles, verwoekering van het denkpapje, ooglek.
Want dat hersenweefsel gemakkelijk van alles zal leren, dat geloven mijn hersens gemakkelijk. Het toeval wil (of doet alsof), dat de mensen met wie ik op het ogenblik werk, zich verdiepen in de talloze meetbare en onmeetbare wisselingen waar elk dier doorheen groeit en zogenaamd normaal wordt. Het valt dan op hoe de meer of minder dode omstandigheden minstens zo erfelijk kunnen zijn als de levende stof van het beest zelf. Door de vorm van omgeving en dier worden zijn handelingen beperkt tot de overlevende. Het is niet nodig om gehele patronen van bewegingen erfelijk te noemen en aan te nemen dat het dierenhoofd vol instincten zit die als min of meer onafhankelijke en zelfs onhandelbare machines tegen zichzelf mompelen, elkaar in de weg zitten, en soms uit zenuwachtigheid of verveling eensklaps op ongewenste ogenblikken aan het werk slaan. Ook niet nodig om te geloven dat voor de geboorte, zelfs in het ei, de aanleg van de instincten al is vastgelegd, zo vast als een molecuul