| |
[III] Brief uit Amerika
[juli-augustus 1952]
Beste Geert, Dank je voor je brief die mijn vorige (nu waarschijnlijk al gepubliceerde) beantwoordde. Je zegt: houden van een neger is op zichzelf al aan politiek doen. Inderdaad, als ik langer dan vijf minuten met Alfred of met Muriel praat heb ik reeds het gevoel van in een steeds sterker stromende beek te staan, die tenslotte zou kunnen zwellen tot een rivier welke mij onderste boven sleurt en verdrinkt. Je krijgt overigens de groeten van ze terug. Muriel is intussen terug-verhuisd van Emergency (samen met ons lab in de basement) naar Children's Ward (vijfde verdieping). Dat betekent, dat ze er haastiger, slaperiger uitziet en bovendien met een gezicht alsof er zojuist iets bijzonder geks is gebeurd. Je schijnt door dit aspect geïntrigeerd te zijn; ik kan nog wel eens wat meer van Al en Muriel loskrijgen als je dat leuk vindt.
Het doen aan politiek was deze weken trouwens onvermijdelijk. Ik heb, zoals de meesten, gedurende beide conventies iedere avond van negen tot ongeveer half twaalf voor ons televisietoestel doorgebracht, meestal eerst in een leunstoel, dan zitten en tenslotte liggend op onze couch. Het was op den duur alsof er een groot gat in onze buitenmuur was ge- | |
| |
vallen waardoorheen de aangrenzende zaal was te zien en te horen, en waarvoor talloze mannen om beurten mij trachtten te overtuigen. Soms ook was het alsof ik, een onzichtbare heer, door de geweldige ruimte zweefde, van delegatie tot delegatie, soms neerschietend als een roofvogel wanneer een belangrijk persoon te zien was die zich de nagels beet of plotseling opstond en zich door de menigtes heen een weg baande naar een critisch punt. Dan was daar vaak al iemand van de televisie of radio met een walkie-talkie, vragend wat de delegatie dacht dat zijn groep zou beslissen en o, daar kwam juist zo-en-zo ook al om de delegation over te halen waarschijnlijk en ja, meneer, meneer, als U ons even kraak kraak (de interviewer struikelt) pardon ons even wilt inlichten, meneer nee deze meneer wil kennelijk niet praten hij hoort me wel maar zoals ons publiek wel zal kunnen zien op hun ontvangers deze meneer kijkt maar wat in de lucht en terug dus naar ons contrôle-hokje met Walter Cronkite. Klik; ja die meneer was blijkbaar onder instructies, Dave, en we zullen maar weer overschakelen naar de spreker.
Er is een nogal groot verschil tussen het zien van een serie geprepareerde korte shows en van een doorlopende conventie. Een korte show blijft onnatuurlijk levendig en netjes tot het einde; cabaret-mensen behouden hun onnatuurlijke opzettelijkheid tot het einde; leden van quizzes en panels (groepen deskundigen) blijven in ongekreukte hemden en jasjes en broeken zitten en blijven geestig (b.v.) tot ze door een advertentie worden afgelost. Maar gedurende de conventies, van uur tot uur en van dag tot dag, kon men de mensen zien veranderen, langzaam opleven en wegzakken, lichtelijk vervuilen of met opnieuw-geplakte haren terugkomen, terwijl de papieren in hun zakken en op lege stoelen kreukelden en ook de stoelen zelf zichtbaar verouderen. Op de ochtend van de laatste dag zochten de camera's langs lege rijen naar de weinige aanwezigen. Twee vrouwen werden voorgesteld als tegencandidaten tegenover Sparkman, en een
| |
| |
paar intussen gegroeide groepen juichten een beetje, enkelen knikten elkander toe, anderen zaten scheef te lezen in scheve stukken krant waar dan soms duidelijk iets van de tekst was mee te volgen; de vertrektijd van de perstrein werd aangekondigd, de zitting gesloten, en de commentator zei een paar vriendschappelijke dingen tegen Betty Furness, de blonde juffrouw die al die dagen de advertenties voorgedragen had. Betty giechelde een beetje, keek eens of haar jurk wel netjes zat, stotterde en kreeg ten slotte ook iets gezegd, en weg was Chicago. Ik draaide ons warmgelopen toestel af en keek met opluchting naar het blanke scherm, waar zoals altijd een streepje licht opdoemde in de stilte, zachtjes wegzeilde naar rechts, kleiner en kleiner, en verdween.
Ik had al die tijd vacantie, gelukkig; anders was ik nu een gebroken man geweest. Wat je vraag naar de censuur door de kerk op onze kleding betreft: gedurende mijn vacantie en ook nu nog in mijn vrije tijd, rondom het huis, loop ik meestal in een klein broekje rond en mijn vrouw, die daarop gemaakt is, ook (maar met nog iets meer aan). Het is hier strafbaarder om te kijken dan om te laten kijken. Ons oudste kind baadt dagelijks in een opblaasbaar plastic zwembadje op ons achterbalcon en is dan twee jaar oud en gekleed in enig schamel, lichtblond hoofdhaar. Niemand, zover ik weet, neemt aanstoot. Ook heb ik nog nergens in deze stad of zelfs in New York een stout woordje op een muur zien staan of een overeenkomstig diagrammetje. Ik geloof niet dat het speciaal de kerk is wier hand deze beelden uit de gedachte heeft gewist; maar de kinderen worden hier meer als kleine volwassenen behandeld en zijn daardoor buiten zoeter en binnenshuis stouter dan in Holland; en de puberteit, noodzakelijk hier voor de slachtoffers al even verwarrend als elders, wordt met grotere openhartigheid doorleefd. Het meisje dat hier naakt zou lopen zou dan ook eerder worden aangerand dan uitgelachen.
| |
| |
Het is natuurlijk mogelijk, dat ik mij in dit alles vergis. Twaalf jaren zijn voorbijgegaan sinds ik zo haastig, droevig en definitief uit Nederland vertrok; het was toen nog een grote tuin, met huisjes en mensjes versierd; de weiden waren licht tegen een donkere lucht, of donker tegen een lichte lucht, of grijs tegen een grijze lucht; mooi, aardig; en netjes op de kinderen na. Nu, na zovele vreemde verhalen, landen en geluiden, weet ik niet of ik droom of wakker word wanneer ik denk aan vroeger; en de weinigen die ons ooit uit Holland komen bezoeken, verschijnen en verdwijnen als visioenen; ze spreken Nederlands met een Nederlands accent en kijk ik met hen door ons raam naar buiten, dan is de Zeister tram juist om de hoek verdwenen, zijn de rails en kinderhoofdjes gladgestreken en alle duizende dames en heren op hun fietsen zijn weggevlucht als spreeuwen. De Hollanders die het dichtst nabij zijn: een Oom, een Tante, die Oom weer, Dola de Jong, de (lieve) Tante, en tenslotte Dola, zijn allen Amerikanen. Als een van hen verdwijnt is voor ons één derde van het Nederlandse volk uitgestorven. Toen de koningin hier was - die ik nog steeds het makkelijkst Prinses noem - had ik wel eens met haar willen praten en Hollands doen, maar dat zou geloof ik tegen de Hofwet der Nederlanden geweest zijn, hoe aardig ze zelf ook is. Ook was ik wat bang dat binnen een cirkel van dertig meter rondom h.m. gekomen, ik weer onder de invloed zou zijn van het Groot-Neerlands Gezag van Vaderstaat en dat ik zou worden gearresteerd door een veldwachter die mij zou inhalen in een subway station, wegens overtreding van artikel 461 Wetboek van Strafkwaad.
Ziezo. Als ik deze pagina's zo eens overlees staat er niets, vooral niet voor de lezer welke ik, gemakschertshalve, waarde pleeg te noemen. Ik zie daar b.v. plotseling een dame zitten, drie duizend mijl of volgens haar 4500 km voorbij mijn horizon, in een vooroorlogse leunstoel. Ze heeft een papzacht onderkinnetje met wat dons erop en kleine golfjes in
| |
| |
het nogal serieuze haar. Ze zit dit te lezen, houdt op, kijkt naar buiten waar een stuk werkelijkheid voor haar en onwerkelijkheid voor mij is te zien, en ze denkt: wat is nu het verschil? Zou U hier zijn, mevr. Kugteltbroodt, geboren Buipsertjens (om U maar eens een naam te geven die U nog niet heeft), dan zou ik U van de trein komen halen. U had een geel spoorkaartje, dat door de conducteur in de bruine, electrische trein vervangen is door een wit strookje en in de rug van de stoel (olijfkleurig pluche) vóór U is gestoken. U kwam n.l. van New York en hoefde niet over te stappen. Onderweg heeft U buiten New York de geur van varkenskwekerijen genoten, die als drukbevolkte en dakloze wc's in een golvende zee van riet verscholen liggen. De volgende plaatsen (Newark met een mooi glad station en enkele wolkenkrabbers, Elizabeth, Linden, Rahway) zien er allemaal uit als Rotterdam of zo, behalve dat de weinige niet-fabrieksgebouwen die zichtbaar zijn er wit of grijs uitzien, want die zijn van hout. Voorbij Rahway kon U het landschap groener zien worden, met woeste bomen, esdoorns meestal, en struiken zo laag als planten, planten zo hoog als struiken, alles onontwarbaar, half bloeiend, half verdord. U zult de bloemen wel precies vinden lijken op de wilde Hollandse en toch net een beetje anders, spiegelschrift of zo iets. Het zeventien- of twintigjarig meisje, Knocky Zuigsla geheten, leest dit misschien nu ook. Ze heeft thuis een kiek aan de muur hangen, studeert iets dat ze misschien toch niet had willen studeren en heeft het 's zomers altijd een beetje warm. 's Winters, buiten, komt er stoom uit haar mond. Voor haar, en voor Jan Boon en Hans Maassen, kan ik hier meteen aan toevoegen dat jullie met dezelfde trein zijn gekomen. Bij New Brunswick gaan jullie allemaal over een rivier, de Raritan, die plat en langzaam is, want we zijn nog steeds vlakbij de onzichtbare oceaan. Dan een groot bord ‘Johnson & Johnson’, rood op wit.
Grote bakstenen gebouwen, ietwat van boven gezien, horen erbij. Dan het houten, ontverfde perron, leeg
| |
| |
behalve waar het korte, houten afdak nadert met enige mensen eronder. De trein staat stil en jullie stappen hoop ik allemaal uit, Watch your step, zegt de conducteur terecht tegen iedereen en alles. Er staan allerlei vreemden te wachten. Een klein zwart mannetje, dik en met uitpuilende ogen, ons allen onbekend. Een niet al te lange, magere man, vrij bleek voor het seizoen op zijn lange, geplette neus na, gekleed in kortmouwig open-nekkig bloesje en bruine slappe slacks: Vroman. Verlegen samen de trap af stommelend, vindt men op straat alles een houten replica van Utrecht, alleen glooien de straten wat meer. De grond is van cement (trottoirs) en asphalt (weg zelf). Er ligt geen hondenvuil, maar er lopen wel honden, en twee straten verder woon ik; om de hoek kan je het huis al zien. Met behulp van een nieuwe houten trap, vastgespijkerd aan het honderdjarig houten huis, stijgen we enigszins boven een souterrain uit op welks ramen ‘Reliable Hand Laundry’ staat geschilderd. Via een platformpie kan de menigte nu gerieflijk een deur door en een portaaltje in dringen; Vroman, of ik zal maar Leo zeggen, haalt een sleuteltje tevoorschijn en maakt de deur naar zijn appartement open. Jullie mogen ook op de bel drukken, die dan ping pong zegt, en desnoods je voeten op de cocosmat vegen (waar geen welcome op staat), maar je schoenen worden hier nooit echt vuil. Daar is ze!! Gerritje namelijk (eigenlijk Geraldine geheten). Ze is nog maar twee jaren kort, heeft lichtblond haar en bruine ogen en een lange broek aan. Ze zegt Daddy!, schrikt dan en loopt hard weg. Mijn vrouw is achter een dichte deur bezig het kind nummer twee (Peggy Ann) te zogen. De meubels van onze huisbaas blijven intussen voor zich uit kijken: een dunne, lelijke en gerieflijke rode leunstoel, een lelijke, nog gerieflijkere dikke gele leunstoel, een hobbelige slungel van een couch, donkerrood met gele strepies, een smalle tafel. Het grijs gebloemde behang? Dat, beste Knocky, hebben
we zelf uitgekozen en was nog het beste bij dit vreemde meubi- | |
| |
lair. Daaraan hebben we zelf nog dit ouderwetse bureau toegevoegd en deze kast-schrijftafel, en natuurlijk het televisietoestel, en de long playing recorder. Het dichte, lichtblauwe gordijn, dat ook van ons is en een hele wand beslaat, verbergt de andere drie kamers, met deze op een rij gelegen; slaapkamer met shower en je weet wel, grote keuken met frigidaire, gasfornuis (met pilot-flames), wasmachine, tafel en vier stoelen waar we altijd eten. Achter de laatste deur heeft Tineke zich nu blijkbaar teruggetrokken, al voedende. De muren van de keuken zijn zoals mevrouw Kugteltbroodt reeds aarzelend opmerkt, bekleed met wild-gekleurd behang, ook onze keuze, met hoge lambrizering van wit zeildoek dat op tegels lijkt, makkelijk schoon te houden weet U. Ja, zo'n stalen-boek is verdeeld in een afdeling grote plechtige bloemen en veren (zitkamerbehangsels), een met pastelkleurige plantjes, scharreltjes en dingetjes (slaapkamers), een met zwanen, naakten met zeewier voor het onderbuikje langs, of lange haren en andere ongelukkige toevallen die een en ander bedekken, verder waterlelies, dooie vissen met bid-oogjes, en geheel naakte kikkertjes (badkamers, die hier meestal één zijn met wc), en een afdeling groen en geel, met rode kersen die aan paarse ranken moeten bungelen, half van een wit bord hangend, gesteund door een oranje blokje dat met een krulijzer aan een volgend stel kersen zit vastgehaakt enz. (keukens). We hadden oorspronkelijk de muren willen laten verven of zelf verven (veel mensen doen dat), maar de kalk was daarvoor te slecht. Het behang in dit huis is een vrolijk masker op een pokdalige, geweldig bedroefde huid. Het linoleum in de keukenvloer stommelt moeizaam voort over een onstuimige zee van knoesten, die uit de onderliggende planken te voorschijn zijn gesleten. Ik heb die vloer zelf, voor het verhuizen, schoongemaakt op een nacht, samen met een mannetje, bij een
klein geel lichtje. Onder het oude linoleum lagen kranten waaruit bleek dat Truman was verkozen en Dewey verslagen. Daaronder lag een brui- | |
| |
ne korst, de echo van een patroon vertonend, die loskwam in kruimeltjes, plakkaatjes en een geweldige, knakkende muur die ons een ogenblik het licht ontnam terwijl we hem wegrolden in een hoek. Toen het oude, dode stof was gedaald ontwaarden we weer een laag kranten, ditmaal beige gekleurd. De Duitsers, stond ergens in een uitgemergeld lettertype, hadden een Amerikaans schip tot zinken gebracht en president Wilson zou tot actie overgaan. En hier was het portret van Mrs. Birmingham, de lezer wist wel. Er was een getekend lijstje met lovertjes om een kiekje van een geweldige hoed waaronder een uiterst klein kopje mens, een vegerig oog vertonend met donkere ooglidjes.
Jaja, dit is een oud huis. De vorige bewoners hier waren Russen, een aardige dronkaard die vaak voor de deur en half van de trap lag, groot, muf en klam, getrouwd met een dor klein vrouwtje dat meestal op het voorbalkon zat en dan voor zich uit keek, ietwat naar links misschien, dat kon men door het glimmen van haar bril niet erg goed zien.
Zo, nu hebben jullie alles gezien, behalve de nursery met Tineke en kind. Moet iemand soms even handen wassen, hi hi?
L. Vroman
Privee, persoonlijk en potsierlijk nevenbericht aan meheir Ourschoot zelf.
Hier is dan de beloofde tweede brief. Ik dacht zo dat, indien ik lust heb en aanleiding, ik de volgende brief met een latere datum binnen twee maanden zou kunnen schrijven zodat je ze eventueel samen in een Egalitage zou kunnen drukken. Is de eerste al gepubliceerd en heeft iemand hem gelezen? Ik zou het wel grappig vinden om opmerkingen en vragen te horen, en te beantwoorden. Gerritje is intussen een geweldige stapel pocketbooks rondom mijn schoot aan het bouwen en ik kan er nog maar net omheentijpen. Wingwing boekje, zegt ze (penguin editie). Ik vraag me af wat
| |
| |
voor idee ze krijgt van ruimte en tijd: sinds haar geboorte heeft ze televisie gezien, levende mensen die niet in huis zijn en door aan een knop te draaien, vervangen kunnen worden door zeehonden, kopjes koffie en figuurtjes. Gisteren draaiden we een filmpje af dat ik 10 dagen geleden had opgenomen en waarop ze zichzelf dingen zag doen die ze op het ogenblik niet deed. Tineke zegt: misschien leert ze daardoor haar dromen beter begrijpen. Slim, slim.
Het braafste voor de jouwen, Leo
|
|