Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd77Het procédé van de ‘monologue intérieur’ is alleen mogelijk geworden door een op de spits gedreven romantische mentaliteit, anders gezegd door een streven, zoveel mogelijk de buiten ons zichtbare werkelijkheid te vervangen door de in ons onzichtbare. De weergeving van het waargenomen zichtbare beeld is geheel verdwenen om plaats te maken voor het weergeven van het proces-in-woorden, waarmede het waargenomene in het bewustzijn komt. De inwendige alleen- | |
[pagina 191]
| |
spraak berust op de aandacht voor, - de poging tot fixering en weergave van de (wel gerichte maar grotendeels onbewuste) aaneenschakeling van associaties, die de menselijke gedachtengang vormt. Maar reeds alleen dit streven verstart en vervalst het natuurlijk-onbewust organisch functioneren van die gedachtengang in zijn meandrische afdwalingen, en geeft er een verwrongen beeld van. Het onbewust zich-afspelen van de bewustzijnsinhoud in woorden, wanneer het onder de belichting komt van de door de ratio daarop bewust gerichte aandacht, is te vergelijken met het gevoelig papier van de fotografie, dat van kleur verandert als het aan het daglicht wordt blootgesteld. - Tot op zekere hoogte is het litteraire genre van de inwendige alleenspraak eveneens te vergelijken met het streven waarmee, in de idealistische wijsbegeerte, de kentheorie zich in het denken-over-het-denken bewust tegen zichzelf richt, door zich als subject tevens tot eigen object te maken. De ‘monologue intérieur’ is de uiterste overwinning door het romantisme. Hij is de uiterste maar onmogelijk te realiseren essentie van het subject, dat daarmee gedeeltelijk zichzelf opheft, dus zichzelf noodzakelijk verminkt. Hij lijkt eenvoudig maar is een duizelingwekkende onderneming, want het stromende is evenmin vast te leggen als baron von Münchhausen zichzelf aan zijn eigen haren uit de afgrond kon trekken. - Sommige Indische fakirs hebben het vrij ver gebracht in het bewust regelen van bepaalde onbewuste lichaamsfuncties zoals ademhaling en hartslag. Zo is de ‘monologue interieur’ nooit geheel maar toch vaak in zekere mate benaderd. En litterair-artistiek en -esthetisch kan men zeggen, dat het er niets toe doet of hij realiter is weergegeven, als het litteraire kunstwerk met zijn eigen kunstmiddelen maar het gevoel, de indruk geeft dat deze onbewuste werkelijkheid getrouw is vertolkt. Er is hier reeds op gewezen dat aan elke belangrijke litteraire stroming vele jaren tevoren geïsoleerde eenlingen voorafgaan, die als individu de litteraire techniek der vernieuwing uit zichzelf halen, welke later collectief door een richting zal | |
[pagina 192]
| |
worden gedragen en ook eerst dan ten volle als psychologisch geestelijke verworvenheid zal voorkomen. De voorganger is dan dikwijls óf reeds geheel vergeten óf niet als zodanig onderkend. Als voorbeelden noemde ik voor de Forum-richting Johan Andreas dèr Mouw en Elsschot-als-dichter; voor het expressionisme Georg Büchner, Heinrich von Kleist, Walt Whitman en Frank Wedekind. Voor het surrealisme zijn het Rimbaud en De Lautréamont geweest. Zulk een voorloper is voor de ‘monologue intérieur’ Edouard Dujardin. In 1886 schrijft hij zijn roman ‘Les lauriers sont coupés’, die eerst in een tijdschrift en in 1888 als boek verschijnt. De innerlijke monoloog geeft hier de gang der gedachten weer van een gewoon, onopmerkelijk man gedurende zes uur van zijn leven, met zijn talloze overwegingen die, elke seconde en soms nog maar nauwelijks tot woorden geformuleerd, aan de drempel van het bewustzijn opdoemen. Het boek is in 1924 herdrukt met een inleiding van Valery Larbaud. Joyce leert dit boek kennen, en zo kon hij dertig jaar na Dujardin zijn beroemd en van zo grote litteraire invloed geworden ‘monologue intérieur’ in ‘Ulysses’ schrijven als laatste gedeelte van dit compacte en vooral aanvankelijk hier en daar als duister beschouwde werk. In deze ‘monologue intérieur’ tracht James Joyce zo nauwkeurig mogelijk het associëren weer te geven van gedachten (of liever: innerlijke woordbeelden) volgens hun woordklank en volgens onbewuste herinneringen zich aaneenschakelend. Ze volgen dan ook achter elkaar zonder enige interpunctie als een ononderbroken stroom buiten rationeel zinsverband; het verband is psychologisch. Een boek als ‘Ulysses’ is baanbrekend geweest als aankondiging van een nieuwe tijd. Hier versplintert een wereld onder de functie van kennen en begrijpen die voor Joyce inherent was aan het creëren. Hoe ver zijn we hier verwijderd geraakt van het realistische tijdvak waarin de weergeving de werkelijkheid diende. Hier dient omgekeerd de werkelijkheid de, op talloze verschillende manieren en zonder schoonheids- | |
[pagina 193]
| |
overwegingen beproefde, weergeving. De weergeving is hier het laatste experiment van de moderne romantische mens om de tot chaos of vacuum geworden wereld te ervaren, te doorzien en te interpreteren. - Het boek behandelt een gewone dag, in 1905, uit het leven van de gewone Mr. Bloom in Dublin van negen uur 's morgens tot drie uur 's nachts. Het reusachtig experiment van dit boek is vooral een ontdekkingstocht in de werking van het woord.Ga naar eind330 Ik heb vermeld dat Valery Larbaud een inleiding heeft geschreven voor de herdruk van de roman van Dujardin. Hij heeft ook zelf de ‘monologue intérieur’ beoefend in zijn novelle ‘Amants, heureux amants’, in de in 1923 verschenen bundel van die naam. Van toen af kwam deze litteratuurvorm, soms mede door de nawerking van Joyces ‘Ulysses’, snel en internationaal in zwang. Ik noem bijvoorbeeld ‘Fräulein Else’ van Arthur Schnitzler (1924), en de roman ‘Mrs. Dalloway’ van Virginia Woolf (1925). Bijzonder geslaagd is de te weinig opgemerkte roman ‘Aan beide kanten van de drempel’ van Maurits Dekker (1934). In 1936 verschijnt ‘Meneer Visser's hellevaart’ van Vestdijk dat een lange ‘monologue interieur’, bevat, duidelijk op het voetspoor van James Joyce. Een toepassing van het procédé op toneel is het belangrijke stuk ‘Strange interlude’ van de Amerikaanse auteur Eugene O'Neill, waarin telkens na elke gewoon gesproken dialoog-tekst een ‘monologue intérieur’-tekst volgt, weergevend wat de persoon die zojuist heeft gesproken, tijdens het spreken dacht. Deze interieure tekst wordt door de acteur met veranderde stem, en tot volkomen onbeweeglijkheid verstard, gesproken. De tegenstelling tussen het hardop gezegde en het hoorbaar gemaakte innerlijk gedachte geeft een bijzonder dramatisch effect (London 1928). Tot in onze dagen is de ‘monologue intérieur’ een aanwinst der moderne romankunst gebleven. Een voorbeeld is de geheel in dat genre geschreven recente roman ‘L'innommable’ van Samuel Beckett, de auteur van het bekende ‘En attendant Godot’. |
|