Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd67Zeer belangrijk is in 1921 de verschijning van ‘Prikaz’ van André Salmon, een lang gedicht dat een lyrisch tijdsbeeld geeft, waaraan men het begin van een nieuw tijdvak als ware het zintuiglijk gewaar wordt. Karakteristiek is dat de mensheidsdromen, de humanitaire sentimenten, die een deel van de historische Romantiek hadden gekenmerkt (Victor Hugo, Shelley), in dergelijk naoorlogslitteratuur in andere vorm weerkeerden. Ook de fantaisistische romans van André Salmon zijn de aandacht waard, vooral ‘L'entrepreneur d'illuminations’ en ‘La négresse du Sacré-Cœur’.Ga naar eind309 | |
[pagina 173]
| |
Een lyriek, verwant aan de zijne, schreven Philippe Soupault en Marcel Sauvage. Het is een interessant verschijnsel dat de lange fraserende versregel, de lange proza-achtige perioden die Paul Claudel in zijn poëzie gebruikte, na de eerste wereldoorlog door toenmalige jongeren als Saint John-Perse weer ontdekt en in hun verzen toegepast werden. Uiterst representatief voor die tijd, ook door de zeer grote invloed die zijn werk heeft gehad op de ontwikkeling der poëzie, is Guillaume Apollinaire (W.A. de Kostrowitzky, 1880-1918). Hij was de zoon van een Franse vader en zijn moeder was een Poolse prinses. Hij kan worden beschouwd als een voorvechter van de in zijn tijd opkomende nieuwe schilderkunst (Picasso, Braque, Matisse) en als een voorloper van het surrealisme, waarover later. E. du Perron beschouwde hem als de grootste Franse dichter der twintigste eeuw, hetgeen mij alleen reeds met een blik op Paul Valéry een grote overdrijving lijkt. Apollinaires vroege dood werd veroorzaakt door een zware verwonding in de oorlog en die oorlog is ook van invloed geweest op zijn werk. De vrijheden die zijn poëzie vertoonde volgden op de vrijheden, die in de poëzie van Filippo Marinetti's ‘Futurisme’ waren voorafgegaan maar hielden daarmee nauwelijks verband en waren van veel groter dichterlijke waarde. Apollinaire werkte met alle middelen: vers libre, assonance, populaire volksliedjes, erudiete lectuur-herinneringen en café-argot.Ga naar eind310 Zijn betekenis berust vooral op de omstandigheid, dat hij het terrein der poëzie van zijn dagen zozeer heeft verwijd.Ga naar eind311 Genoemd moet ook nog worden Pierre Jean Jouve, geboren in 1887. Hij gaf tussen 1919 en 1925 zijn eerste verzen uit en schreef ook veel proza. Jouve is een overschatte figuur, die ik echter noem omdat hij tot in onze dagen een zekere invloed heeft behouden op sommige jongeren. Niet in de begintijd na 1918 kwam hij het meest op de voorgrond. Hij nam deel aan Jules Romains' ‘unanimistische’ beweging, een richting alweer met humanitaire neigingen. Daarna werd hij pacifist met Romain Rolland. Een tijd lang was hij over- | |
[pagina 174]
| |
tuigd Freudiaan. In 1924 is hij tot het katholicisme bekeerd. Ook Blaise Cendrars, eveneens in 1887 geboren, is op de litteraire vernieuwing van na de oorlog 1914-1918 van invloed geweest. Hij moet tot de nieuwe zakelijken worden gerekend, die hier intussen verder niet ter sprake zullen komen. Een figuur die sterk mede zijn stempel heeft gezet op die tijd is Max Jacob (1876-1944). Hij heeft naam gemaakt met ‘Le cornet à dés’ (1917), een serie curieuze prozagedichten. In 1915 werd hij bekeerd tot het katholicisme, en in 1919 volgde ‘La défense de Tartuffe. Extases, remords, visions, prières, poèmes et méditations d'un Juif converti’. Ook schreef hij enkele romans. Evenals de uitnemende romancier Francis Carco was Jacob een echte bohémien van Montmartre. Later werd hij portier van de Basiliek te Saint-Benoît sur Loire, vanwaar hij in de tweede wereldoorlog door de Duitsers naar het concentratiekamp te Drancy werd gedeporteerd, waar hij is omgekomen. De uiterst veelzijdige Jean Cocteau (geboren in 1889), wiens succes aanvankelijk meer een modeverschijnsel was, heeft op de langere duur een diepgaande weerklank in zijn volk en tijd gevonden. In ons land was Constant van Wessem zijn trouwe volgeling. Cocteau maakte ook films: na ‘La belle et la bête’ (1946) maakte hij nog niet zo lang geleden ‘Orphée’ en hij is nog jaarlijks een gevierde ster op het filmfestival te Cannes. Hij was de grote bevorderaar van de wederopbloei van het Russisch ballet te Parijs en van de befaamde componistengroep ‘Les six’ (Erik Satie, Darius Milhaud, Poulenc, Honegger en twee volkomen vergeten figuren, Auric en Mlle. Tailleferre). Behalve verschillende libretti schreef Cocteau voor deze groep het beroemde ‘Manifeste des six’. Van zijn litterair œuvre wil ik slechts een gedeelte noemen: ‘Poésie’ (1916-1923); het in 1921 verschenen grote gedicht ‘Plainchant’; ‘Le secret professionnel’ (1922). Hij tekent verdienstelijk; zijn theater is even veelzijdig en loopt van vaudeville tot klassieke tragedie. Proza onder andere ‘Le Potomak’ (1916, éd. déf. 1919); ‘Le grand écart’ (1923); ‘Thomas l'imposteur’ (1923); ‘Les enfants terribles’ (1929). - Er zou | |
[pagina 175]
| |
ook nog een toneelstuk ‘Les parents terribles’ volgen. Verder toneel: ‘Le bœuf sur le toit’ (1920); ‘Les mariés de la tour Eiffel’ (1924); ‘Antigone’ (1928); ‘La voix humaine’ (1930), om alleen de oudere stukken te noemen. Jean Cocteau is misschien minder inventief en avontuurlijk, minder in staat de zwerfse legendetoon te pakken dan Apollinaire, maar hij is intelligenter, kritischer en vooral op verblindende wijze veelzijdig.Ga naar eind312 Hij is het voorbeeld van een nonconformistische, in de kunst revolutionaire geest. Zijn aanhang onder vele jongeren was dan ook bijzonder groot, en zonder zijn aanvuring is misschien ook een verbijsterend vroegrijp talent als Raymond Radiguet niet te begrijpen. Cocteau werd, als velen van zijn generatiegenoten, in het begin weinig au sérieux genomen en voor een mystificator gehouden. Hij heeft thans, terecht, wereldroem gekregen en is, althans maatschappelijk, gerangeerd door zijn lidmaatschap van de Académie Française. |
|