Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
66Want iets van het oorspronkelijke symbolisme zet zich, na zijn aanvangs- en bloeitijd, toch ook nog voort in sommige essentiële eigenschappen van het litteratuurbeeld van na de eerste wereldoorlog. Een volkomen onderbreking van de continuïteit der ontwikkeling is meestal slechts schijn. Het is geen toeval dat die continuïteit resten uit het symbolisme vertoonde. De Duitse litteratuur heeft altijd een grenzen-overschrijdende, vorm-verbrekende neiging gehad tegenover de latijns-helder omlijnde, overlevering erende, behoudzuchtiger Franse. Het dadaïsme ontstond in volle oorlog en weerspiegelde de ruwe, catastrofale gewelddadigheid daarvan. Het was, zoals veelal richtingen en groeperingen uit die tijd, gedeeltelijk een litteraire beweging, gedeeltelijk een op het gebied van de beeldende kunsten. Soms ook beoefenden dezelfde kunstenaars beide genres. Het belang van het uitdrukkingsmiddel immers zonk weg bij dat van de kreet of het protest. De talloze persoonlijke, esthetische en wereldbeschouwelijke banden tussen de letterkunde en de schilderkunst dier dagen wil ik overigens onbesproken laten. Ze zijn te menigvuldig om ze zelfs maar terloops, zoals ik hier reeds voor de Tachtigers en de Negentigers heb gedaan, na te gaan. Het verschil tussen het dadaïsme en het expressionisme is onder meer, dat het dadaïsme bewust wilde choqueren, saboteren en afbreken. Nonconformistisch, wilde het vooral de bourgeois mystificeren en het was provocerend negatief. (Daardoor was Dada voorloper van het latere surrealisme). - Het expressionisme was veeleer humanitair en sociaal collectivistisch gericht; het zwelgde in gemeenschapsgevoel, mensheidsverheerlijking en eenheidsmystiek. Zeer kenschetsend is in dit opzicht de titel van een verzenbundel van Franz Werfel: ‘Wir sind’. (Leipzig 1914). Het eerste manifest van Dada verscheen in 1916 te Zürich. Duidelijk sprak daaruit de verbitterde en ontredderde wanhoop over de oorlog en het daaruit volgende cultuurpessi- | |
[pagina 172]
| |
misme. Het manifest eiste dat alle kunstmusea opgeheven en afgebroken zouden worden: ‘Brûlons les musées!’ was de leuze. Het tijdperk van een kunst volgens geldende begrippen had afgedaan. Aanhangers van deze school waren Hans Arp (geboren 1888 te Straatsburg, Frans schilder, beeldhouwer en dichter), Tristan Tzara, en anderen. Deze laatste in 1896 in Roemenië geboren dichter hield nog enige jaren geleden een lezing in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Hij schreef in 1918 ‘25 poèmes’ en publiceerde in het Belgische maandblad ‘Sélection’ (onder redactie van Paul van Hecke) het curieuze toneelstuk ‘Le mouchoir de nuages’, dat in 1925 als boek verscheen. Van zijn verder omvangrijk œuvre noem ik alleen ‘Sept manifestes Dada’ (1924). - Tot de groep behoorde ook Hugo Ball (geboren 1886), die later katholiek zou worden, een eminent essayist. Hij schreef een prachtig boek over Grieks-katholieke mystiek: ‘Byzantinisches Christentum’.Ga naar eind308 Typische Dada-aanhanger was ook Kurt Schwitters. Deze, geboren in 1887, schreef een speelse maar waarschijnlijk grotendeels mystificerende poëzie, waarvan ik uit 1922 noem de boekpublicaties ‘Die Blume Anna’, ‘Anna Blume’ en ‘Memoiren Anna Blumes’. Vele andere aanvankelijke dadaïsten laat ik voorlopig onbesproken omdat we ze later bij het surrealisme zullen terugvinden. |
|