Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
49Hoezeer de symbolistische beweging internationaal was, bleek duidelijk, toen zij zich in 1905 en 1906 reeds vrijwel geheel geconsolideerd had, in de eerste vier afleveringen van het belangrijke tijdschrift ‘Vers et prose’ onder leiding van Paul Fort en André Salmon. Wanneer ik mij tot de Franse medewerkers aan die vier nummers beperk, noem ik onder de belangrijkste Paul Adam, Maurice Barrès, Paul Claudel, André Fontainas, Henri Ghéon, André Gide, Valère Gille, Remy de Gourmont, Francis Jammes, Tristan Klingsor, Jules Laforgue, Stuart Merill, Ephraïm Mikhaël, Jean Moréas, Henri de Régnier, Saint-Pol-Roux, Albert Samain, Jean Schlumberger, Marcel Schwob, Robert de Souza, Raymond de la Tailhède, Paul Valéry (die hierin ‘La soirée avec monsieur Teste’ publiceerde) en Francis Viélé-Griffin. Maar in diezelfde nummers vindt men ook, - voor zover het geen Belgen waren, vertaald, - onder andere de volgende buitenlanders: Richard Dehmel, Eugène Demolder, Ernest Dowson, Stefan George, Hugo von Hofmannsthal, Charles van Lerberghe, Fiona Macleod, Maurice Maeterlinck, Albert Mockel, William Morris, Arij Prins, Arthur Symons, Emile Verhaeren en W.B. Yeats. - Een andere aanwijzing dat de neo-romantiek de nationale grenzen geheel uitwiste vindt men in het feit, dat vóór 1905 Stefan George onder andere de volgende dichters vertaalde: Rossetti, Swinburne, Ernest Dawson, Albert Verwey, Verlaine, Mallarmé, Rimbaud, Emile Verhaeren.Ga naar eind228 Stefan George zelf overigens was geen symbolist in eigenlijke zin, al behoorde hij tot het neo-romantische klimaat door zijn archaïsme, katholicisme, traditionalisme, door zijn hiëratische droom en zijn stilering van de onmiddellijk zichtbare werkelijkheid. Maar om echt de geest van het symbolisme te vertegenwoordigen was hij in zijn vormgeving, hoe duister soms ook van wijsgerig bedoelen en cryptische toespelingen, te uitgesproken, te klassiek rationeel, te koud, regelmatig en latijns helder. Aan de andere kant echter, als men afziet van | |
[pagina 117]
| |
de verstechniek in engere zin, is hij nauw verwant aan de symbolentaal der beweging, die men ‘avant la lettre’ zo prachtig gedefinieerd vindt bij Goethe: ‘Die Symbolik verwandelt die Erscheinung in Idee, die Idee in ein Bild, und so, dasz die Idee im Bild immer unendlich wirksam und unerreichbar bleibt.’Ga naar eind229 Rilke is een geval op zichzelf en onderscheidt zich evenzeer van de min of meer klassieke vormtaal van George als van de duistere aanduidingen der Fransen. ‘Bij iemand als Rilke is van “systeem” minder goed te spreken dan bij de esoteriek der Fransche symbolisten: Mallarmé, Valéry. De geheimtaal van teekens, analogieën, sous-entendus, dubbelzinnige wenken en toespelingen neemt daar zulke hermetische allures aan, dat zij in haar soort een zekere klassiciteit gaat benaderen, - in overeenstemming trouwens met den Franschen geest. Rilke's barok nadert, in velerlei opzichten, meer tot de romantiek.’Ga naar eind230 Een belangrijke Vlaming als Karel van de Woestijne heeft weer meer aan de Franse stroming te danken. ‘De symbolisten zijn onze eigenlijke leermeesters geweest,’ constateert hij, en als zijn meestgeliefde dichters somt hij op, behalve Baudelaire: Mallarmé, Rimbaud, De Régnier en Viélé-Griffin.Ga naar eind231 |
|