Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
48Comparistiek die streeft naar het mede vormen van inzichten en conclusies op het gebied van de theoretische litteratuurkunde stelt niet zozeer een onderzoek in naar overeenkomst van genres of van litteraire motieven, maar zal zich eerder toeleggen op het vergelijken van de mentaliteit der stromingen en de vormgeving der richtingen. Het symbolisme was een internationale beweging. De neo-romantische vernieuwing, die zich van realisme, naturalisme en impressionisme afwendde, deed zich in verschillende landen voor, niet tegelijkertijd maar toch chronologisch voldoende dicht bij elkaar om aan een nieuw litterair tijdvak een stempel op te drukken. ‘Heeft,’ zegt Brandt Corstius, ‘(...) de westerse letterkunde in het algemeen haar gemeenschap met de andere literaturen, zij heeft die gemeenschap ook in de cultuurhistorie. Deze historie is er een van voortdurend contact, onophoudelijke uitwisseling en, in de moderne tijd, bewuste erkenning van gemeenschappelijke doeleinden, gepaard gaande met welbewuste overname van letterkundige methoden en vormen.’Ga naar eind221 Een goed voorbeeld van dit openstaan van de symbolisten voor de invloed van verwante poëzie kan men vinden in de figuur van Hugo von Hofmannsthal.Ga naar eind222 Met Stefan George onderhield hij aanvankelijk een geestdriftige vriendschap, die later echter aanzienlijk is bekoeld. De oude Duitse Romantiek maakte grote indruk op hem: op twaalfjarige leeftijd kende hij al het voornaamste werk van Goethe, Schiller, Heinrich von Kleist en Grillparzer. Toen hij vijftien jaar oud was las hij Byron en Robert Browning in het oorspronkelijk. Er is invloed van Novalis, Joseph von Eichendorff, Johann Ludwig Tieck en E.T.A. Hoffmann. Dit wat de historische Romantiek betreft. Maar ook de modernen hebben invloed. Hij vertaalt ‘L'intruse’ en ‘Les aveugles’ van Maeterlinck - die ook zijn latere lyrische ‘Kleine Dramen’ influenceert, - eveneens trouwens de ‘Dramatic lyrics’ van Robert Browning. Met de evenals hijzelf aan het Rococo herinnerende Verlaine verbindt hem een voorkeur voor melo- | |
[pagina 113]
| |
dische stemmingsimpressies.Ga naar eind223 Er is geen duidelijke uiterlijke overeenstemming maar eer een zekere verwantschap van toon tussen het bekende ‘Chanson d'automne’: ‘Les sanglots longs/Des violons’ enzovoort, en een gedicht als ‘Vorfrühling’.Ga naar eind224
Es läuft der Frühlingswind
Durch kahle Alleen,
Seltsame Dinge sind
In seinem Wehn.
Er hat sich gewiegt,
Wo Weinen war,
Und hat sich geschmiegt
In zerrüttetes Haar.
Er schüttelte nieder
Akazienblüten
Und kühlte die Glieder,
Die atmend glühten.
Lippen im Lachen
Hat er berührt,
Die weichen und wachen
Fluren durchspürt.
Er glitt durch die Flöte
Als schluchzender Schrei,
An dämmernder Röte
Flog er vorbei.
Er flog mit Schweigen
Durch flüsternde Zimmer
Und löschte im Neigen
Der Ampel Schimmer.
Es läuft der Frühlingswind
Durch kahle Alleen,
| |
[pagina 114]
| |
Seltsame Dinge sind
In seinem Wehn.
Durch die glatten
Kahlen Alleen
Treibt sein Wehen
Blasse Schatten.
Und den Duft,
Den er gebracht,
Von wo er gekommen
Seit gestern nacht.
Meer een bewerking, ja eigenlijk wel een regelrechte navolging zonder bronvermelding, vindt men in de eerste strofe van het eerste der ‘Drei kleine Lieder’ vergeleken met ‘A serenade at the villa’ van Robert Browning, tweede strofe. Browning:
Not a twinkle from the fly,
Not a glimmer from the worm;
When the crickets stopped their cry,
When the owls forbore a term,
You heard music; that was I.
Von HofmannsthalGa naar eind225:
Hörtest du denn nicht hinein,
Dasz Musik das Haus umschlich?
Nacht war schwer und ohne Schein,
Doch der sanft auf hartem Stein
Lag und spielte, das war ich.
Zijn wezenstrek is anders. Zijn versvorm heeft vele kenmerken van het symbolisme. Voor Von Hofmannsthal zijn ‘de lange, “glijdende” verzenrijen kenschetsend: het afzonderlijke vers vormt zelden een syntactische eenheid, het rhythme golft over talrijke enjambementen voort. Hem karakteriseren | |
[pagina 115]
| |
de in lange perioden uitstromende jambische verzenschakelingen van ietwat eentonigen klank, waarin sterke accenten en caesuren zijn vermeden en het pathos van een zacht gedempte, verholen plechtigheid overheerst.’Ga naar eind226 Dit hele verschijnsel vindt men ook in de school van Albert Verweys ‘De beweging’. De vormgeving van Von Hofmannsthal vertoont sterk de kenmerken van het nieuwe, dat in die tijd alom in de litteratuur opkwam. ‘Perl222 toont ons de unieke plaats van dezen dichter als een meester van het adjectief, waar bij voorbeeld bij George het substantief een veel groter rol speelt en de expressionisten zich meer bepaaldelijk op het werkwoord richten. Groot is de woordenschat, welke het opheffen van scherpe grenzen tussen droom en werkelijkheid moet verduidelijken. Bij de expressie van kleuren en klanken hebben, naar den aard der impressionnistische techniek, de halftinten en overgangen de voorkeur. Kostbare edelstenen en dergelijke worden in de uitbeelding opgenomen. In het oog vallend is de opeenstapeling van gecoördineerde, door “und” verbonden bijvoeglijke naamwoorden, alsmede van zulke woorden, die het onbestemde karakter der woord- en beeldvoorstellingen accentueren. Dit alles wordt met talrijke voorbeelden geïllustreerd.’ ‘Volgens een indeling van Hellingrath en Sieburg onderscheidt Perl syntactisch een gladde “wohltemperierte” en een harde woordschikking; Hofmannsthals poëzie behoort merendeels tot de eerste. Zijn verskunst houdt het midden tussen de streng architectonische van Stefan George en de muzikaal vrije van Rilke. De nevengeschikte aaneenschakelingen van impressionnistische associaties zijn bijzonder talrijk (van de eenentwintig verzen der “Ballade des äuszeren Lebens” bijvoorbeeld beginnen er elf met “und”). Statistisch is voorts uitgemaakt, dat Hofmannsthals poëtische taal veel minder medeklinkers, veel meer klinkers heeft dan die van George.’Ga naar eind227 - In de studie van Walter Perl222 kan men in paragraaf drie van het Ve hoofdstuk tal van met voorbeelden verduidelijkte formuleringen vinden van de wijze, waarop in de poëziestijl van Von Hofmannsthal de impressionistische ziens- en werkwijze in de symbolistische overgaat. |
|