Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
41De jonge symbolistische dichters namen het op voor Richard Wagner, die in de Grand Opéra door het publiek werd uitgeflotenGa naar eind184 en in Londen sloeg Aubrey Beardsley, de pionier van de kunstenaars der Nineties, geen Wagner-concert in Covent Garden over.Ga naar eind185 Wat hen moet hebben aangetrokken was, dat ook Wagner een eenheid der kunsten beoogde en in zekere zin een gemeenschapskunst, zij het dan voor een nieuwe, toekomstige, esoterische elite-gemeenschap van ingewijden. Mallarmé bezielde als Wagneriaan de jonge Valéry die, op die tijd terugblikkend, over Wagners muziek zou schrijven: ‘(...) elle réalise, (...), comme fait une fonction liturgique, la fusion de tout un auditoire dont chaque membre reçoit la totalité du sortilège, car un millier d'êtres réunis qui, par les mêmes causes, ferment les yeux, subissent les mêmes transports, se sentent seuls avec eux-mêmes, et pourtant identifiés par leur émotion intime avec tant de leurs prochains, devenus véritablement leurs “semblables”, - forment la condition religieuse par excellence, l'unité sentimentale d'une pluralité vivante.’Ga naar eind186 De litteratuur van die periode was geheel doordrenkt van het fin-de-siècle, van een overgevoeligheid die zich, op zoek naar nieuwe sensaties, afwendde van de toen op ficties, hypocrisie en krotwoningen berustende, zich industrialiserende maatschappij. Verlaine had in 1884 zijn ‘Les poètes maudits’ geschreven. Max Nordau, medicus, een zionistisch essayist wiens boude beweringen in die dagen zeer au sérieux werden genomen, werkte een theorie uit waarin kunst en genie gelijkelijk uitingen van geestelijke ziekteverschijnselen waren. Arthur Symons, de grootste theoreticus-tijdgenoot van de periode, ziet aanvankelijk in haar litteratuur een decadentie, vergelijkbaar met de laat-Griekse en -Latijnse decadentie, een afval van het klassieke: een overmaat aan bewustzijn, experiment en verfijning, een moreel bederf, kortom evenals Nordau een nieuwe, schone en belangwekkende ziekte.Ga naar eind187 Dit ongeveer zijn de termen die hij gebruikt in zijn studie | |
[pagina 98]
| |
‘The decadent movement in literature’ (1893). Maar zes jaar later, in de opdracht aan William Butler Yeats van zijn boek ‘The symbolist movement in literature’, herkent hij in de symbolistische litteratuur een neiging tot een mystieke benadering van de werkelijkheidGa naar eind188; de term ‘decadent’ handhaaft hij nog maar alleen in vergelijking met de gelijknamige periode van taalbehandeling bij de Antieken. En voor het overige neemt hij de term ‘symbolisme’ van de Fransen over. Door zijn erudiete kritieken werd hij een van de krachten waardoor het Franse symbolisme van invloed werd op de Engelse beweging. Inderdaad, afgezien van de invloed van de broederschap der Preraphaëliten (vooral Christina Rossetti en A.C. Swinburne), stamde die beweging af van de Franse symbolisten.Ga naar eind189 Behalve deze laatste twee heeft nog een derde factor een bepaalde kleur verleend aan de overbewuste decadentie van de Nineties. Dat was de ‘Conclusion’, het slothoofdstuk waarmee Walter Pater in 1873 de eerste druk van zijn boek ‘The Renaissance, studies in art and poetry’ besloot. Hij liet het weg in de tweede druk (1877), omdat ‘it might possibly mislead some of those young men into whose hands it might fall’. Maar in de derde druk van 1888 nam hij het weer op, zij het in licht gewijzigde vorm.Ga naar eind190 In ‘The picture of Dorian Gray’ van Oscar Wilde (1891) herkent men, behalve dilettantisch en slecht verwerkte ideeën van Friedrich Nietzsche, ook iets van het voorbeeld van Huysmans' ‘A rebours’.Ga naar eind191 Deze laatste roman liet voor het overige ook voorzien, dat verscheidene auteurs van deze generatie de beschermende schoot der Moederkerk zouden terugvinden. Met Francis Thompson is hier één voorbeeld beschreven van het katholieke réveil in het Engeland van de jaren negentig, maar er waren er vele. De onverdragelijke innerlijke ontreddering, bij tal van auteurs opgewekt door de sociale realiteit van de laat-Victoriaanse periode en de mede daardoor zich in de litteratuur spiegelende overeenkomstige realistische geesteshouding, deed een aantal schrijvers te eniger tijd hun heil | |
[pagina 99]
| |
zoeken in katholicisme of mystiek. Ik noem slechts de tekenaar en litterator Aubrey Beardsley, Ernest Dowson, - ongetwijfeld een van de grootste dichters van zijn tijd, - Lionel Johnson en John GrayGa naar eind192. Uit deze groep dichters was de Nietzscheaan John Davidson eigenlijk de enige, die weigerde in de mystiek te vluchten; hij moest dan ook vluchten in zelfmoord. Ik wijs er terloops op, dat het verschijnen van een stuk van P.N. van Eyck in ‘De nieuwe gids’ over Ernest Dowson, een goede tien jaar na diens dood, namelijk in mei 1911 toen Van Eyck zelf nog maar drieëntwintig jaar oud was, wel de verwantschap accentueert van onze generatie van 1910 met die van de negentiger jaren in Engeland.Ga naar eind193 |
|