Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd38De naam symbolisme voor de richting van een groep stamt niet van Verlaine, maar van Jean Moréas. Deze Franse dichter was van huis uit een Griek. Hij heette Giannès Papadiamantopoulos en werd in 1856 te Athene geboren. In 1879, dus op zijn tweeëntwintigste jaar, vestigde hij zich definitief te Parijs. Hij schreef in de aanvang als een klassiek Parnassien, in de trant van Gautier, De Hérédia en Leconte de Lisle. Daarna echter kwam de omkeer. In die dagen speelde in Parijs het litteraire leven zich voornamelijk af in café's. Het is daar, dat de litteraire discussies, theorieën en kritieken tot stand kwamen, de beginselverklaringen werden opgesteld, een groot deel van het werk zelf ontstond en over het levenslot van dichters en schrijvers werd beslist. Het was ook het milieu van Moréas. ‘Au café, ancienne agora du Grec (...), Moréas a vécu toute sa vie littéraire. On pouvait le voir de deux heures de l'après-midi à deux heures du matin au Napolitain et au Vachette, où il avait sa banquette réservée. Il fréquentait aussi le Soufflet, le café François Ier (boulevard Saint-Michel) où allait Ver- | |
[pagina 89]
| |
laine, le café Voltaire (tout les lundis soirs), le Steinbach après minuit, la Côte d'Or, le café Cardinal, la Closerie des Lilas (1902, 1903) où trônait Paul Fort, le café de l'Avenir où fut fondée l'école romane, etc. Moréas ne pouvait rester seul. Il rentrait souvent vers les cinq heures du matin dans une voiture de maraîcher ou prenait le premier omnibus à moins qu'une escorte fidèle ne lui fit cortège jusqu'à la porte d'Orléans. Son allure militaire et martiale le protégeait des apaches.’ Zie hem het café binnengaan: ‘Déférents, tous, nous lui offrions la place la meilleure. Alors Jean Moréas s'asseyait, lissait à nouveau ses moustaches, levait le bras pour faire descendre ses manchettes, fixait son monocle, et comme si tout à coup il découvrait la tristesse du décor banal de ce café où il venait depuis trente ans, il laissait tomber: “Ce café est sinistre. Je n'irai plus au café.” Il disait cela chaque soir, entre six et sept et après huit heures. Souvent, il refusait de s'asseoir, il allait dans un autre café, pour revenir au premier et le quitter encore. A ces heures-là, un démon intérieur ridait son front et mordait son âme...’.Ga naar eind161 Na Moréas' eerste bundel, ‘Les syrtes’, verandert zijn Parnassiaanse manier. Hij begint het elf-syllabige vers te schrijven, waarmee Rimbaud is begonnen, dat door Marceline Desbordes-Valmore van Rimbaud is overgenomen, door Verlaine van Marceline Desbordes-Valmore en nu door Moréas weer van Verlaine. Maar Verlaines invloed blijft daartoe niet beperkt. In ‘Les cantilènes’ (1886) ziet men ook andere oneven verzen verschijnen en blijkt, dat hij Verlaines gedicht ‘Art poétique’ aandachtig en met vrucht heeft bestudeerd. Het bekende Manifest van het symbolisme, dat Jean Moréas op achttien september 1886 in ‘Le Figaro’ publiceerde was een litteraire staatsgreep, waardoor dit jaartal algemeen als het geboortejaar van het symbolisme wordt beschouwd. Men moet daarbij wel even bedenken, dat het in datzelfde geboortejaar van het symbolisme 1886 nog maar één jaar geleden was, dat onze beweging van Tachtig haar zichtbare, collectieve, eigen manifestatie had gevonden in de oprich- | |
[pagina 90]
| |
ting van ‘De nieuwe gids’. Dit bevestigt het verschijnsel waarop hier al is gewezen, dat in Nederland de internationale litteraire stromingen zich altijd later voordoen dan in de meeste gebieden van hun oorsprong; overigens nemen wij ze dan meestal niet klakkeloos over maar geven er iets van ons eigen geestesmerk aan. In onze litteratuur zag men weliswaar reeds in de tachtiger jaren enkele voorlopers van het symbolisme, maar de eigenlijke beweging begon zich eerst langzamerhand te weerspiegelen in de periode van ‘De kroniek’ van P.L. Tak, dus in de decenniën van 1890 tot 1910, of om wat het weekblad betreft nauwkeuriger te zijn, van 1895 tot 1907. Gemeengoed werd het eerst bij de zogenaamde generatie van 1910, en was daarmee tot zijn eind gekomen, als streven onbewust, bereikt en opgeheven, een technische traditie geworden. Het revolutionair klimaat van het opkomend symbolisme, dat agressief en weerbaar was, moet een sterk levende kracht in de gemoederen zijn geweest. Het deed een groot aantal tijdschriften ontstaan. ‘En 1885, Remy de Gourmont compte plus de cent petites revues et Raynaud souligne de nombreuses omissions. Moréas collabora au “Symboliste” (Moréas en fut le rédacteur en chef, G. Kahn le directeur. “Le symboliste” eut 4 numéros, 7-14 octobre 1886), à “La cravache” (dirigée par George Lecomte), au “Sagittaire” (vers 1900), à “La conque” (dirigée par P. Louys), à “La vogue” (dirigée par G. Kahn), à “L'Art indépendant”, à “La plume”. Ces revues ont souvent un intérêt plus vif que les grands périodiques du temps. A “La vogue”, dont le premier numéro parut le 11 avril 1886 et qui était un hebdomadaire de 36 pages, ont contribué: G. Kahn, Félix Fénéon, P. Verlaine, Rimbaud, Laforgue, Cladel, Villiers de l'Isle-Adam, Mallarmé, Ch. Morice, Vignier, Moréas, Paul Adam, Huysmans, Ghil, Louis Le Cardonnel, Jean Lorrain, Edouard Dujardin, etc. C'est dire combien éclectique était l'esprit de la revue. (...) A. Baju, qui avait fondé “Le décadent” le 10 avril 1886, ne put le faire durer, mais la revue par excellence fut “La plume”, dirigée par Léon | |
[pagina 91]
| |
Deschamps et qui fut fondée le 15 avril 1888. Elle était très éclectique et favorable aux jeunes, (...) Deschamps y fit une place à part à Moréas et à son école, il lui consacra même un numéro spécial de grand intérêt (celui du 1er janvier 1891). Les collaborateurs se réunissaient le samedi soir au café de Fleurus, puis au sous-sol du café du Soleil d'Or, et le succès de ces réunions fut très vif. S'y trouvaient: Jean Moréas, Charles Morice, Rachilde, F. Fénéon, Samain, Paul Adam, Pierre Louys, Stuart Merril, Paul Souchon, Maurice Magre, Willy, Le Cardonnel, Ch. Maurras, Bracke-Desrousseaux, Raymond de La Tailhède, F.-A. Cazals, R. Ghil, etc.’Ga naar eind162 Over het symbolisme raadplege men ook P. Minderaa: ‘Karel van de Woestijne. Zijn leven en werken’ (diss. Arnhem 1942) p. 145-167. In 1936 vierde Frankrijk met grote festiviteiten het vijftigjarig bestaan van het symbolisme.Ga naar eind163 Het woord symbolisme werd door Moréas na rijp beraad voor de nieuwe beweging gekozen op grond van overwegingen naar aanleiding van Baudelaires bekende sonnet ‘Correspondances’. Moréas' in 1890 gepubliceerde bundel ‘Le pèlerin passionné’ heeft behalve sterk symbolistische ook romaniserende en archaïserende elementen; op deze laatste kom ik later nog terug. Technisch is de bundel belangrijk door het naar voren komen van het vers libre, dat, hoewel lang niet altijd toegepast, toch een van de kenmerken van het symbolisme zal blijven. Het vers-librisme kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. In haar boek over Rimbaud wijst professor Enid Starkie er op dat Rimbaud als eerste vrije verzen schreef, tien jaar vóór Gustave Kahn, Edouard Dujardin en Jules Laforgue.Ga naar eind164 Uit de vrije verzen die in Rimbaud's ‘Une saison en enfer’ en het daarop gevolgde ‘Illuminations’ zijn opgenomen, zou men de indruk kunnen krijgen dat dit experiment spontaan op de losse vorm van de volksliedjes was geïnspireerd, evenals men dat denkt bij ‘Les complaintes’ en latere verzen van Jules Laforgue. Is dat zo, dan zou na ‘Une saison’ Gustave Kahn de eerste zijn die, thans echter | |
[pagina 92]
| |
met bewust overwogen techniek en, blijkens zijn theoretische geschriften, vanuit een letterkundige doctrine het vers libre in Frankrijk heeft toegepast.Ga naar eind165 Henri de Régnier werd er een van de eminentste vertegenwoordigers van, evenals de uit Zuid-Amerika afkomstige Francis Viélé-Griffin. |
|