Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd33In Nederland waren uit de oorspronkelijke kring van ‘De nieuwe gids’ rooms-katholiek Frans Erens, op wiens memoires ‘Vervlogen jaren’ ik al eerder gewezen heb, de leraar in de oude talen, componist en essayist Alphons Diepenbrock en de, eerst in 1905 eigenlijk tot de Kerk overgegane schilder Jan Toorop. Van Deyssel, hoewel van roomsen huize, was al te jong van de geest en de beschouwingen van de Tachtigers doortrokken, om niet in reactie te komen tegen het geloof van zijn vader. Een merkwaardige mengeling van socialisme en katholiserende mystiek vertoonde de iets jongere André Jolles. In het meermalen genoemde proefschrift van dr. W. Thys kan men nalezen, welk een belangrijke medewerker hij, met zijn eveneens katholiek geworden vriend Jan Kalf, in ‘De kroniek’ van P.L. Tak is geweest. Later heeft hij ook aan het Vlaamse tijdschrift ‘Van nu en straks’ meegewerkt en aan ‘De beweging’ van Verwey. Tot een jongere generatie hoort ook Pieter van der Meer, zich later noemende Van der Meer de Walcheren, die in 1906 bij Meindert Boogaerdt te Rotterdam een bundel verhalen uitgaf onder de titel ‘Het geheime’, en nauwe relaties onderhield met zijn peetvader Léon Bloy, die, zoals we al gezien hebben ook contact met Arij Prins had, en onder de naam Lieven Lazare in ‘Het ivoren aapje’ en ‘Johan Doxa’ van Teirlinck te herkennen is. Van der Meer en zijn vrouw gingen later elk in een orde-klooster bij de Benedictijnen. Hij was een bekeerling van protestantsen huize, geboren in 1880. In 1909 ontmoette hij in Parijs, waar hij zich vestigde, onder | |
[pagina 78]
| |
andere Charles Vildrac, Guillaume Apollinaire, Saint-Pol-Roux en Paul Fort; natuurlijk ook onze landgenoot Kees van Dongen. Hij ontmoet de groep waartoe de meeste symbolisten behoorden, schrijvers zowel als schilders en dichters, op de dinsdagavond-bijeenkomsten van het tijdschrift ‘Vers et prose’ in de Closerie des Lilas, de burcht van Paul Fort. In 1933 treedt hij in het genoemde Benedictijner klooster te Oosterhout, eerst tijdelijk, later, na de dood van zijn vrouw, voorgoed. Hij werd op hoge leeftijd priester en is een tijd lang sub-prior van zijn klooster geweest.Ga naar eind138 Een hang naar een mystiek godsbesef, zonder dat dit zeer nauw bij het katholicisme aansluit, vertoont de Belgische schrijver Maurice Maeterlinck (1862-1949), vernieuwer van de toneelschrijfkunst en een tijdlang wereldberoemd modefilosoof. Behalve door zijn opzienbarend toneelwerk werd hij bekend door zijn beschouwelijk-mystische verhandelingen als ‘Le trésor des humbles’ (1896) en ‘La sagesse et la destinée’ (1898). Met deze salon-mystiek, in fraai esthetisch, op de wijze van Martin Buber geschreven, proza, zijn we wel ver afgeraakt van de fel-doorleefde, vurig-menselijke, uit bloed en tranen in armoe, eenzaamheid en miskenning geschreven werken van een Charles-Louis Philippe of een Charles Péguy. |
|