Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
31Het valt buiten de opzet van deze studie, een overzicht te geven van wat het neo- of cultuurkatholicisme is geweest. Ik doe hier alleen maar enkele vluchtige grepen, omdat deze beweging litterair een essentieel element geweest is in de neo-romantische beweging in Europa. In maart 1866 vraagt Flaubert, schrijvende aan zijn roman ‘L'éducation sentimentale’, als documentatie voor zijn boek, in een brief aan Sainte-Beuve, inlichtingen over: de neo-katholieke beweging van 1840.Ga naar eind132 Wat hij bedoelde was uiteraard iets anders dan wat in later tijd met deze term is bedoeld: in 1840 deed zich de neo-katholieke beweging voor, waarvan Lamennais en Montalembert de leidende figuren waren. Het was een rationalistisch en liberalistisch katholicisme, geporteerd vóór democratie, vóór scheiding van Kerk en Staat, en tégen het dogma der onfeilbaarheid. In zekere zin was het dus juist tegenovergesteld aan de katholieke vernieuwing die zich in de litteratuur van de tweede helft der eeuw voordeed als een tegenstroming tegen het realisme en naturalisme. Ik heb er herhaaldelijk op gewezen, dat realisme rationalistisch is en romantiek in zekere zin uitgaat van of neigt naar het irrationele. Zo was dit neo-katholicisme in zekere zin een reactie tegen de onder minister Combes doorgevoerde wetten op de scheiding van Kerk en Staat, die met veel ruw of onrechtvaardig toegepaste onteigeningen van kerkelijke goederen ontevredenheid wekten. Tegelijk begon een thomistische beweging, en in de letteren was de religieuze reactie duidelijk zichtbaar. Een nieuwe, niet meer rationalistische maar katholieke litteraire kritiek kreeg invloed met figuren als Brunetière en later de abbé Henri Bremond. Een romancier als Maurice Barrès, in zijn werk diep doortrokken van de religieuze traditie en de nationale traditie, vertegenwoordigde tegelijk ook een nationalistische reactie en kwam dan ook al spoedig in de politiek. Hij werd kamerlid. Zijn prachtig proza zal stylistisch zijn waarde behouden, ook voor andersdenkenden, al irriteert het psycholo- | |
[pagina 75]
| |
gisch, bij alle ironie, door zelfgenoegzame zwaarwichtigheid. In ander verband heb ik reeds de naam genoemd van de zeer oorspronkelijke en invloedrijke katholieke dichter Francis Jammes, die op de zelfde wijze een element van smeltende overgevoeligheid in de moderne Franse poëzie had gebracht, als Charles-Louis Philippe, - maar dan met daarbij een sociale bewogenheid -, het had gedaan voor de roman. Een van de allergrootsten was de boerenzoon Charles Péguy, wiens bekering veel opzien had gebaard. Péguy was het merkwaardig voorbeeld van een vurig strijdbaar katholiek, die tegelijk overtuigd socialist van de daad, en dreyfusard was. Hoe de affaire Dreyfus als een katalysator werkte die de nieuw-katholieke beweging verhaastte en versterkte; hoe Péguy, hoewel een fel strijder blijvend voor het rechtsherstel van Dreyfus, zich niettemin later van de eigenlijke, rationalistische dreyfusards, zoals zijn jeugdvriend Jean Jaurès afwendde, dit alles kan men lezen in de prachtige autobiografie ‘Notre jeunesse’. Ook de meeste andere van de vijftien delen der ‘Œuvres complètes’ van PéguyGa naar eind133 bevatten gedeelten die gaan over de affaire Dreyfus. Een recent uitstekend overzicht over die zaak geeft het zeer objectieve boek van de historicus Guy Chapman.Ga naar eind134 |
|