Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd27De grote voorgangers van het culturele socialisme waren John Ruskin en William Morris, de laatste niet alleen door zijn epische gedichten en zijn theoretische geschriften, maar ook door zijn handpers, de Kelmscott-Press, die weer een voorbeeld moest zijn van de terugkeer tot het edel-ambacht, gelijk bij ons enkele jongere dichters, al spoedig bijgestaan door J.F. van Royen, met de serie van de Zilverdistel nastreven. Morris sticht in 1885 de Socialist League en schrijft zijn ‘Chants for socialists’. Verder moet genoemd worden Walter Crane met zijn ‘The claims of decorative art’ en ‘A garland for May Day’ (1895).Ga naar eind114 Deze Engelsen hebben op onze cultuur een enorme invloed uitgeoefend, onder andere ook door de bemiddeling van het echtpaar R.N. en Henriëtte Roland Holst. Als men aan de cameleon-achtige Van Eeden voorbijgaat, die een idealistisch utopisme van eigen individuele vinding aanhing waarin hij zelf de rol van een mislukt profeet heeft gespeeld (men kan dit alles in het meervermelde boek van Kalff uitvoerig lezen) als men verder aan Gorter, Heijer- | |
[pagina 65]
| |
mans en Van der Goes voorbijgaat, over wie hier reeds is gesproken, dan moeten uit de Nieuwe-gidskring in dit verband voornamelijk nog worden genoemd (overigens was het later de kring van ‘De kroniek’ onder leiding van P.L. Tak): Frans Coenen, Theo van Hoytema, en Jan Veth die Walter Crane vertaalde. Een Kroniek-figuur als André Jolles stond tussen het cultuursocialisme en het neo-katholicisme in. Want het opkomende socialisme was maar één aspect van de nieuwe geestesgesteldheid. ‘De andere richting dan was die van de “mystiek”, om de term te bezigen die toen en ook nog later even zo vele malen misbruikt als gebruikt werd. Haar vaandeldrager was Alphons Diepenbrock, haar zuiverste vertegenwoordiger heette misschien wel Antoon der Kinderen. Zij hadden ook naar het woord “gemeenschapskunst” geluisterd maar zij beleefden dit begrip op een geheel andere wijze. Voor hen geen door practisch socialisme onmiddellijk bereikbaar gemaakte idealen, voor hen enkel “schemeringen”, om een woord van Diepenbrock te gebruiken, in een ver verschiet - het was niet steeds duidelijk of dit in de toekomst dan wel in het verleden gezocht moest worden - aan welks horizon zij zich figuren in losse gewaden in de geest van Puvis de Chavannes' muurschilderingen droomden, wie het geluk om de ideale vereniging van kunst en samenleving als het ware uit de ogen straalde en in hun mystieke houdingen en gebaren gestalte had gekregen. Nu geen individualisten meer naast en tegenover gemeenschapsbelijders in hetzelfde tijdschrift maar twee richtingen naast elkaar die elk op hun wijze de idealen van Negentig tot uitdrukking brachten. In “De kroniek” waren deze twee richtingen, die der “artiest-socialisten” en die der “artiest-aristocraten”, zoals ze tijdens de strijd genoemd zouden worden, aanwezig.’Ga naar eind115 In enkele jaren tijds verschijnen van de auteurs C.S. Adama van Scheltema, Jan Veth, Henriëtte Roland Holst-van der Schalk, H.P. Berlage, J. de Jager, J. Kalf, A. van Collem en Labberton boeken of artikelenreeksen die tot titel hebben ‘Kunstenaar en samenleving’, ‘Kunst en samenleving’, ‘Socialisme en literatuur’, ‘Schoonheid in samenleving’, ‘Het | |
[pagina 66]
| |
doel der kunst’, ‘Godsdienst en socialisme’, ‘Tooneel en gemeenschap’, ‘Kunst aan het volk?’, ‘Kunst en wetenschap, en socialisme’, of ‘Literatuur en leven’.Ga naar eind116 In 1894 werd de s.d.a.p. opgericht. Omstreeks 1897 traden Gorter en Henriette Roland Holst toe en weldra ook Israël Querido, Heijermans en de kunstnijveraars en beeldende kunstenaars Jan Eisenloeffel, Penaat, R.N. Roland Holst, Theo van Hoytema. P.L. Tak volgde in 1899.Ga naar eind117 |
|