Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd2Een goed uitgangspunt om het wezen van letterkundig werk te onderscheiden is de vraag naar zijn werkelijkheidsgehalte. De filosofische vraag, wat hier onder werkelijkheid verstaan moet worden, kan en moet daarbij buiten beschouwing blijven; in de gedachtengang, die ik hier zal ontwikkelen moet ik het recht opeisen naïefweg alles werkelijk te noemen waarvan we het gevoel hebben dat het aan iets buiten ons eigen ik beantwoordt. Het is dus niet wijsgerig, maar zuiver praktisch en methodologisch, dat ik een onderscheid zal maken tussen de werkelijkheid van de ervaarbare, zichtbare wereld, (de berekenbare wereld van de exacte wetenschappen), en de, in wezen natuurlijk even reële werkelijkheid van de verbeelding, de droom, de drift of de ethica. De grondstelling van deze studie is, dat de verhouding tussen het reproducerend en het producerend element bepalend werkt voor de aard van een litterair kunstwerk. Deze vraag naar de houding en de verhouding ten opzichte van de realiteit doet in de geschiedenis van de letterkunde altijd weer dezelfde tegenstelling onderkennen: realisme en romantiek; - een tegenstelling, die ook buiten het litteraire de mens naar aanleg en temperament psychologisch is ingeschapen. De tegenstelling berust op het gehalte aan werkelijkheid van het litteraire kunstwerk en is naar mijn opvatting de kern van de gehele litteratuurwetenschap en van het gehele letterkundige onderzoek. Het spreekt vanzelf, dat uit | |
[pagina 9]
| |
deze indeling nooit een waardebepaling mag worden afgeleid. De tegenstelling betreft uitersten die in zuivere vorm nooit voorkomen, alleen vermengd en gecombineerd, soms zelfs innig samengesmolten.Ga naar eind3 De vraag is slechts, welke van de twee neigingen domineert, en in welke mate. De door mij niet litteratuur-historisch maar esthetisch gebruikte termen beantwoorden niet aan een werkelijkheid maar aan een werkmethode. Richard Brinkmann in zijn ‘Wirklichkeit und Illusion. Studien über Gehalt und Grenzen des Begriffs Realismus für die erzählende Dichtung des neunzehnten Jahrhunderts’ (Tübingen 1957) bewijst op onweerlegbare wijze de onbestaanbaarheid van ‘zuiver’ realisme aan de vorm-analyse van een rijk en omvangrijk materiaal.Ga naar eind4 |
|