Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
1Het is een eigenschap van het denken, dat het veralgemeent; het denken is zelf een soort van generaliseren. De taal, die het instrument van het denken is, is dat ook. Op deze wijze wordt door het denken en door de taal de werkelijkheid vervalst, gelijk reeds Henri Bergson heeft aangetoond. Ditzelfde geldt voor de litteratuurbeschouwing. In de litteratuurgeschiedenis en de litteratuurkunde is het gevaar van onwetenschappelijkheid groot. Want haar object is een kunst. Elk kunstwerk is een in zichzelf besloten eenheid, een in zichzelf voltooide microcosmos, het is uniek en onherhaalbaar. Zodra de beschrijving der feiten en der verschijnselen (het zuiver fenomenologische terrein) verlaten wordt; zodra richtingen en scholen, het geestelijk milieu, onderlinge beïnvloeding, maatschappelijke achtergronden en dergelijke waarden aan de orde komen, ontstaat het gevaar dat de theoretische veralgemening en abstrahering aan iets van het wezenlijke voorbijgaat of tekort doet. ‘Les formules générales,’ zegt C.A. Sainte-Beuve, ‘n'attestent qu'une vue et un vœu de certains esprits; il est mieux d'en être sobre et de ne les faire intervenir qu'à la dernière extrémité.’Ga naar eind1 Het afzonderlijke geschrift is altijd gecompliceerder dan het theoretische schema. Beter dan over een stroming, een litteraire school of een richting, kan men zich dus een begrip vormen over het œuvre van één auteur; beter dan over dat œuvre over één werk daaruit; beter nog over één pagina; over één regel; over één concreet woord. Men zij dus gewaarschuwd met betrekking tot de relatieve onwetenschappelijkheid van een beschouwing als die in dit boek zal worden gehouden. Wie de letterkunde theoretisch beoefent moet er zich bij neerleggen, dat de rijke verscheidenheid en wisseling van de werkelijkheid der litteratuur vereenvoudigd wordt en daardoor vertekend. Door steeds vernieuwd contact met de concrete realiteit der litteratuur zal die vertekening steeds weer gecorrigeerd moeten worden. Ook bij de beschouwing van littera- | |
[pagina 8]
| |
tuur denken we nu eenmaal schematisch en in categorieën. De neiging, om de veelheid der letterkundige verschijningen overzichtelijk te maken, te overzien, dwingt ons deze te herleiden tot enkele grondvormen en geregeld, al is het onder steeds weer andere vormen en namen, terugkerende vaste figuren. Wij hebben dus het onvermijdelijk subjectieve van onze indelingen te aanvaarden, maar moeten wel ervan bewust blijven, dat de bewijsbaarheid eraan ontbreekt.Ga naar eind2 |
|