Verzamelde gedichten(1968)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Minneliedje Fijn siddert gekerm van de oude wind langs de ramen. Ergens buiten de wereld komen nu jij en ik samen. Leg mijn breekbaar geluk weg uit je achtloze hand: Tussen jou en mij ligt een verloren land. Woorden die ik tot je spreek kunnen zichzelf niet horen: Tuimlen als vogels uiteen over dat land verloren. Tweeheid die ik niet geloven kan als je weer voor me staat. Eenheid die jij me niet roven kan als je weer van me gaat. Voorvorm van de verbeelding, ver achter de tijd. - Ik schouw in de diepte van onze gescheidenheid. In het leven tot twee gescheiden, voorgoed vervreemd eenzaam; In stilstaand ogenblik van gestaltloze droom één naam, Eén enkele naam wij beiden, vereenzelvigd voorgoed in die droom. Leven en droom, schaduw en licht; ik talm aan de zoom... Schril fijn hoog luid breekt waaien door deze nacht. Vonk gloeit en dooft. Waar bloed zich bezint is leven volbracht. Jij en ik zijn de grens dwars door ondeelbaar gebied; Bloed en zijn keerzijde: zijn; zijn en zijn keerzijde: niet. Adem van hunkrende wind stuift uit op een wand van glas... Laat mijn geluk in het land waaruit het verloren was. Vorige Volgende