poëzie heet. En niet alleen hierom noemde ik Achterberg's experiment ongeëvenaard; toch ook om deze unieke bijzonderheid dat het niet, van den hak op den tak springend, uit experimenteerlust telkens iets anders zoekt op dezelfde wijze, maar doordat het nu bijna een kwarteeuw lang, met een felle, verbeten en onverzettelijke hardnekkigheid, op steeds andere wijze hetzelfde zoekt. En vindt, - hoewel het in den menselijken staat van begrensdheid ligt, dat dit vinden nooit volledig is.
Het is jammer dat mij van Achterberg, die misschien de meest vertaalde onder onze levende dichters is, geen vertalingen bekend zijn die ik zonder voorbehoud kan waarderen. Want nu het komende p.e.n.-Congres in het letterkundige gedeelte van zijn zittingen het thema ‘het experiment in de uitdrukkingswijze der hedendaagse letterkunde’ ter discussie zal stellen, zou het belangwekkend zijn geweest, deze gelegenheid aan te grijpen om op grote schaal tot een onderzoek van, een gedachtenwisseling over de proefnemingen van Gerrit Achterberg te komen.
Achterberg is een denker en een dichter, hij is het ene in en door het andere. Beide werkzaamheden immers hebben gemeen, dat een zo nauwkeurig mogelijke, signifisch onvervangbare formulering in het taalinstrument den vorm en den inhoud tegelijk uitmaakt, een zichtbaar geworden innerlijk proces. Ook hierin verschilt Achterberg van de zogeheten experimentelen. Deze laatsten hebben een typisch associatief stromend, een uitroepend en benaderend omgaan met de taal. Voor den ouderen dichter evenwel, dien men daardoor stellig niet tot hun voorloper kan rekenen, is het proefnemen op een statische en definitieve naamgeving gericht, van kentheoretisch karakter, vooral niet in de eerste plaats suggestief maar bovenal bezwerend en magisch-sacramentaal bedoeld.
Deze opvatting omtrent Achterberg's gedichten is alleen schijnbaar tegenstrijdig met de in den aanvang geuite mening, dat de experimenten van dezen dichter (eigenlijk één enkel, duizendvoudig gevarieerd herhaald, zelfde experiment), niet essentieel poëtisch zijn maar ook een anderen vorm van uiting hadden kunnen aannemen. Want ook bv. in muziek, in wiskunde, wijsbegeerte en andere menselijke verwervingen kan diezelfde formulering van een psychisch en gedeeltelijk bewust-intellectueel streven (naar het inbannen van transcendentale elementen) met overweldigende nauwgezetheid en verantwoordelijkheid in de vormgeving worden beleefd, tot stand gebracht en uitgedrukt.