Het leven in vereenvoudigde spelling
De jonge classicus B. Rijdes, die reeds door enige kleinere publicaties sinds de bevrijding de aandacht had getrokken, heeft bij A.A.M. Stols, Den Haag, een roman in het licht gegeven, getiteld Twee tegen Een. Ongetwijfeld is dit een belangrijk romandebuut, omdat het een even ernstige als eerlijke poging betekent, buiten de gewone paden een eigen weg te vinden. Want zonder dat deze roman nu iets gloednieuws brengt, wijkt hij toch af van wat gemeenlijk op dit gebied in onzen tijd verschijnt, zowel van jongeren als van ouderen.
De roman geeft een psychologisch beeld van drie vrienden, die in het rustige Haarlem geregeld samenkomen en in hun gesprekken van hun uiteenlopende levensbeschouwingen doen blijken. Het zijn de makelaar Faust, een sceptisch, cynisch en amoreel mens, de christelijke notaris Cruce, en de in de Platonische wijsbegeerte opgaande gymnasiumleraar Anderik. Faust vertegenwoordigt op ietwat programmatische wijze het kwade en wreekt daarmee de harde omstandigheden van zijn jeugd. Het ligt voor de hand, dat wanneer zijn betrekkingen tot een schone en onbedorven vrouw, Margaret, die hij bovendien van een verloofde aftroggelt, niet zonder gevolgen blijven, hij zich hieraan onttrekt. Zij wordt door de familie Cruce liefderijk opgenomen. Cruce maakt bovendien door een moedig gebaar, waarmee hij zijn carrière en positie op het spel zet - maar niet verspeelt -, enkele als notaris begane incorrectheden goed, waartoe de demonische Faust hem met een beroep op de toekomst van zijn gezin heeft overgehaald, overigens niet ten eigen bate maar als experiment om het ‘kwade’, dat hij, Faust, alom meent te zien, weder eens te doen zegevieren, en dit daarmee te demonstreren. Anderik die zich er van bewust wordt, dat hij Margaret liefheeft, vraagt haar ten huwelijk, waarop zij aanvankelijk weigerend antwoordt, omdat zij niet van hem houdt. Wanneer het echter blijkt dat hij, tengevolge van een ongeneeslijke kwaal, spoedig moet sterven, willigt zij in.
Uit dit korte résumé van den inhoud ziet men reeds, dat Rijdes, ondanks de reeds genoemde oorspronkelijkheid van zijn opzet, in zover niet afwijkt van de algemene stroming in de jongere Nederlandse letterkunde, dat zijn werk een sterk romantischen trek vertoont. Voorts behoort hij ook hierdoor tot de typisch hedendaagse litteratuur, en niet alleen die van ons land, dat hij geobsedeerd wordt door het probleem van goed en kwaad, een