Schoonheid als eigenbelang
In ons land, waar het oorspronkelijk creatief proza, dat van de roman- en novelle-kunst, met het buitenland vergeleken, geen wijd vertakten bloei kan aanwijzen, hebben van ouds de litteratuurcritiek en het essay een naar omvang en peil niet onbelangrijke productie te zien gegeven. Velen, die nooit een letter ‘fiction’ zouden schrijven, hebben een bestaan in het schrijven gevonden, iets wat natuurlijk, in een land met een klein lezerspubliek, mede duidelijk aan economische oorzaken is toe te schrijven. In deze overwoekering van de letteren door het essayisme schuilt stellig een gevaar. Het gevaar - in dit kleine land en bij den zwaarwichtigen Nederlandsen aard toch al niet denkbeeldig -, dat allerlei geringe en niet belangrijke figuren te veel en te serieus belangstelling krijgen. (De op zichzelf betreurenswaardige papierschaarste heeft in dit opzicht dus misschien wel enigszins zuiverend gewerkt). Een ander nadeel van den genoemden toestand was dat het essay, bij gebrek aan voldoende, en voldoende-belangrijk, oorspronkelijk pioza, zich te veel op het essay richtte, de critiek op de critiek.
Hierin zit iets onvruchtbaars en op deze wijze wordt de litteratuur al te zeer iets voor specialisten. Ook ik voel het altijd als een bezwaar wanneer ik, zoals heden weer, een opstel over opstellen moet gaan schrijven, een opstel in de tweede macht.
Waar is het eind? Een derde heer, die het hetzij met mij hetzij met de door mij behandelde auteurs oneens is, zal nu weer over, voor of tegen mijn mening over iemand anders' meningen kunnen gaan schrijven. En zo voort, en zo voort, tot in de honderdste macht, een spelletje voor de mandarijnen in hun theepaviljoens, waar de litteratuur wordt uitgedund tot zij doorzichtig is als een velletje Chinees rijstpapier.
Mijn troost is, dat ik schrijf over een jongere, van wie ik grote verwachtingen heb. Dit klinkt wat oude-heer-achtig, maar hij zou zelf niet anders willen dan beschouwd te worden als iemand, die in zijn eersten groei staat. Als zodanig behoort hij naar mijn mening tot de belangrijkste onder zijn leeftijdgenoten. Onder de bezielende leiding van Sierksma is het maandblad Podium een tijdlang een eenzijdig, maar waarlijk levend tijdschrift geworden, waarin vele opmerkelijke jonge krachten elkaar ontmoetten. Hij verwierf den Amsterdamsen essay-prijs van 1947 en wordt door verschillende jeugdigen en ook ouderen