Begrensde verdieping
De tweede roman van Anna Blaman laat ons zien, tot welk een uiterste van vereenzaming het individualistisch egocentrisme gekomen is dat kenschetsend is voor een groot deel der jongere generatie, voor deze schrijfster in het bijzonder en voor de romanfiguren die zij schept en waarin vooral facetten van haar eigen introspectie tot leven komen.
Het boek is minder geserreerd geschreven dan het merkwaardige debuut van deze schrijfster was; het komt langzamer op stoot, anderzijds is het wat groter opgezet dan Vrouw en Vriend. Op een iets groter schaal, omdat er wat meer personen zijn, vindt men hier weer hetzelfde procédé toegepast als daar: één persoon spreekt in den ik-vorm, terwijl het verdere verhaal als geheel in den derden persoon wordt verteld. Overigens is er dan nog ditmaal bijgekomen het verhaal in het verhaal, waarover aanstonds.
Een schrijver bemerkt na geruimen tijd, dat zijn huwelijksleven, door hem als iets prachtigs beschouwd, reeds lang ondermijnd is doordat zijn vrouw een anderen band heeft aangeknoopt. Hij werkt aan een roman, waarin hij zijn vrouw en zichzelf in de hoofdfiguren heeft geprojecteerd, en nadat de door zijn ontdekking ontstane crisis hen uiteen heeft doen gaan, klampt hij zich hoe langer hoe meer vast aan zijn twee hoofdfiguren, waarvan de man als speurder de vrouw als gifmengster moet ontmaskeren en waarin hij zijn eigen problemen en conflicten, die hem ten dode toe bedreigen, van zich af tracht te schrijven. Telkens worden gedeelten van de raamvertelling afgewisseld met gedeelten uit den daarmede tegelijk ontstaanden roman. Een aantal beknopter maar toch duidelijk getekende bijfiguren verlevendigen en verbreden het tafereel. Zo bij voorbeeld vier voor een vacantie samengekomen jonge meisjes, die de tijdelijke buren van het echtpaar zijn geworden, of de hospita van den man uit den roman die met de gebeurtenissen in het hoofdverhaal geleidelijk, maar natuurlijk wat afwijkend meegroeit.
Met veel intelligentie en, ondanks de uitputtende en onvruchtbare geobsedeerdheid door uitsluitend het erotische, toch fascinerend, schildert Anna Blaman met een kracht, welke voor die van Mauriac niet veel onderdoet, de ravages die de demon van den hartstocht in deze slechts op zichzelf geopende, in zichzelf geïnteresseerde zielelevens aanricht. Het belang van deze tot het verwoestend erotische beperkte conflicten en complica-