behoort W.F. Hermans.
Ik wil daarmee helemaal niet zeggen, dat de oorlogsgeneratie, waarvan hij een zo begaafd vertegenwoordiger is, een zacht leven heeft gehad. De schaduw van vijf jaar gevaar, dreiging, ontbering, haat, leugen, onmenselijke wreedheid en uitzichtloze barbarij ligt over haar. Maar juist daardoor werd zij zo geïsoleerd en op zich zelf teruggesmeten; juist daardoor kon zij niet voldoende in aanraking komen met het werkelijke, normale leven en dit leren kennen in al zijn gecompliceerdheid.
Geen wonder, dat het cynisme van deze jongeren niet berust op een doorzien van de dingen, maar van een wereldbeeld uitgaat, dat is vertekend door de spanningen en eenzijdigheden waaronder het tot stand kwam. Voeg daarbij het nonconformisme dat het ontwakende zieleleven op dien leeftijd nu eenmaal eigen is, en het wordt begrijpelijk, dat zelfs het enige bindende en opbouwende element uit de bezettingsjaren, het verzet, niet in staat is geweest deze mentaliteit tot sterker levensbevestiging te brengen. Zij wordt immers door levensangst overheerst. Zij verwerpt ongezien wat zij nauwelijks kent, evenals het bij jeugdige scholieren, nog maar net in de lange broek, tot de ‘bon ton’ behoort, onder elkaar over meisjes te spreken met de verveelde superioriteit en blaséheid van oude, geroutineerde roué's.
Hoogmoed is aan een dergelijke houding evenmin vreemd en in dezen hoogmoed zit al een element van vitaliteit: hij is de trotse weigering, zich door een nivellerenden en stijllozen tijd te laten annexeren. Cynisme is overigens niet de enige gestemdheid, waarmede iemand als W.F. Hermans zich schrap zet tegen de werkelijkheid, die hij niet aanvaarden wil. Hij ontvlucht die ook in het surrealisme. Het is merkwaardig, dat overal in de Europese litteratuur een herleving van het surrealisme te constateren valt, dat men toch na een korten bloeitijd onder Breton allang dood waande. Reeds lang voor den laatsten wereldoorlog hadden bij ons Adriaan van der Veen en Belcampo het surrealisme weder een plaats in het proza gegeven, Noordstar in de dichtkunst. Na de bevrijding bleek het surrealistisch proza zich in iemand als Ferdinand Langen vernieuwd te hebben. En ook in W.F. Hermans.
Het resultaat van den eersten wereldoorlog voor de letterkunde was een optimistisch humanisme, veelal vermengd met sterk revolutionnaire toekomstverwachtingen. Het expressionnisme, in zijn uitbarstenden, vormbrekenden, exclamatorischen stijl vertolkte deze gezindheid. Na den laatsten wereldoorlog zijn