storven auteurs, vrij van rechten.
Ook afgezien daarvan vormen voor een min of meer ongeschoold publiek, vooral omdat lang niet altijd eersterangs werken voor vertaling worden uitgezocht, de vertaalde boeken een speciale attractie, daar de keuze uiteraard bij voorkeur valt op bellettrie, die bestemd is voor hen, die niet in staat zijn zonder veel bezwaren het oorspronkelijk te lezen. Weliswaar is de invoer van boeken door de deviezenmoeilijkheid beperkt, maar de vaste lezers van vertalingen blijven toch een zeer speciaal publiek vormen, dat zijn stempel blijft drukken op het gehalte der desbetreffende productie.
Zo gezien vormt het grote contingent van vertalingen een ernstige concurrentie voor den jongen Nederlandsen auteur, die nog zijn naam moet maken. Dat is een van de maatschappelijke aspecten van het geval. Nu kan men zeggen, dat een letterkunde, die niet in staat is den belangenstrijd met een buitenlandse letterkunde vol te houden, ervan blijk geeft, eigen importantie te missen en haar bestaan niet waard te zijn. Dit is in de tegenwoordige omstandigheden echter slechts gedeeltelijk waar. De enorme kosten ontnemen den Nederlandsen schrijver gelijke kansen in den bedoelden wedijver.
Een belangrijk euvel, dat de nadelige positie der oorspronkelijke letterkunde in de hand werkt, is ook de hierboven reeds genoemde onvoldoende honorering waaraan dikwijls de Nederlandse vertalers zijn blootgesteld, versterkt nog door de beunhazerij op dit gebied en de slechte kwaliteit, die onder een soort van sweating-systeem soms door bepaalde beroepsvertalers wordt geleverd, die genoopt zijn aan kwantiteit te vergoeden, wat zij tekort schieten in de hoedanigheid van den arbeid, een hoedanigheid die juist te verklaren valt door de erbarmelijke betaling.
Dit alles vormt dus een vicieuze cirkel. Sinds lang is in ons land gepoogd, hierin verbetering te brengen. Er is op dit gebied door aanhoudende actie reeds veel goeds gedaan. De poging om de vertalerij tot een soort van gesloten bedrijf te maken, slechts toegankelijk voor wie een goedkeurend attest van haar expertisebureau heeft, gaat mij inmiddels te ver. Ik zie A. Roland Holst nog niet een tentamen afleggen voor een aantal aangestelde deskundigen uit de onderwijs-wereld, om uit te maken of hij wel Richard III mag vertalen.
1947