afnemen nu men weliswaar gemakkelijker uitgegeven maar ook minder gelezen wordt dan vroeger. Uit het feit dat dit niet geschiedt mag men besluiten, dat de zelfcritiek bij de schrijvers steeds minder wordt.
Maar dat is dan tevens een teken, dat de litteraire critiek ten dezen in haar taak tekort schiet. Zij immers heeft onder meer er zorg voor te dragen, dat jonge, opkomende auteurs hun eigen krachten leren schatten en hun eigen tekortkomingen leren zien (en daardoor zo mogelijk overwinnen). Dat in onze dagen de recencenten in dit opzicht vaak in gebreke blijven, is een der voornaamste oorzaken der litteraire overproductie.
Doch nu moeten wij weer verder vragen. Hoe komt het, dat de critiek meer dan vroeger haar nuttige functie, behalve den lezer ook den schrijver op te voeden, verzuimt? Dit is niet zozeer aan haarzelf, dan wel aan sociaal-economische factoren te wijten. Het recenseren van letterkundige werken is vercommercialiseerd, op ruimer schaal en in meerdere mate dan weleer is het een broodwinning geworden. En - hier sluit zich de noodlottige cirkel - de overproductie van manuscripten en uitgaven heeft bovendien bij schier alle vakcritici een leesmoeheid teweeggebracht, welke niet nalaat de kwaliteit van hun werk aan te tasten. De onmenselijke hoeveelheid lectuur, die zij uit hoofde van hun beroep moeten verslinden, is ontstellend. De algemene maatstaf voor de letterkundige waardebepaling gaat daardoor achteruit, alsmede de lust en overtuiging, nodig om aan den druk van commerciële invloeden met niet aflatende geestkracht weerstand te bieden. Het gevolg is, dat een beklagenswaardig litterair dilettantisme kon opbloeien.
De misstand van de overbelasting der critiek heeft zich in ons kleine land, waar de letterkundige publieke opinie in handen van weinige en steeds dezelfde beroepslitteratoren berust, in nog een ander bedenkelijk symptoom gemanifesteerd: dat, hoewel er teveel geschreven en uitgegeven wordt, vele jonge talenten nooit een kans krijgen. Bij steeds dezelfde redacteuren van steeds dezelfde dag-, week- en maandbladen moeten zij weken, maanden, jaren op antwoord wachten. Menigmaal vinden hun inzendingen, wegens gebrek aan tijd ongelezen gebleven, haar definitief graf in de manuscriptenstapels der laden der letterkundige redactiebureaux. Deze factor werkt in dezelfde richting als het (ondanks enkele voortreffelijke critici) over het algemeen achteruitgaande peil der Nederlandse boekcritiek, en doet mede