innerlijken afstand en scheppend en herscheppend vermogen, uitrees boven de veelszins beuzelachtig leeghoofdige decadente society, waarin hij zo volkomen scheen op te gaan, kon toen nog niemand weten. Allerminst die society zelf, welke, door hem groots vereeuwigd, zonder hem allang voorgoed vergeten zou zijn.
In 1910 kwam de fundamentele ommekeer in zijn bestaan. Hij sloot zich, door zijn ziekte gedwongen, voor de rest van zijn leven op, en staakte allen mondainen omgang; slechts enkelen vertrouwde vrienden ontving hij nog. Hij leefde nog maar alleen voor zijn werk; een oude dienstbode verzorgde hem, meestal was hij bedlegerig. In koortsachtig tempo ontplooide hij de formidabele activiteit, nodig voor een kwantitatief en kwalitatief zo groot werk; want hij voorvoelde zijn vroegen dood. Uit ging hij niet meer, uitgezonderd 's nachts in een geheel gesloten rijtuig, want de buitenlucht verdroeg hij niet. Hij gaf zich geheel aan zijn bovenmenselijken arbeid; toen de pen hem ontviel was de laatste bladzijde voltooid.
Wie zich in Proust's werk - een machtig omvattend, Balzaciaans monument - verdiept heeft, vindt een menselijk en letterkundig belangrijke aanvulling voor zijn kijk op dezen schrijver in de delen brieven van zijn hand, posthuum door verschillende auteurs gepubliceerd.
Eerst thans is een vruchtbaar en nuttig gebruik van deze brieven mogelijk geworden, door het uitkomen van het zeer verdienstelijke proefschrift van Dr. Pierre Raphael.
Het werk bevat, behalve een handig, naar de onderwerpen gerangschikt en hier en daar van kleine karakteristieke citaten voorzien repertorium op de briefwisseling, mitsgaders een volledige bibliographie daarvan, een zeer verhelderende studie over Proust's correspondentie. Zij onderscheidt 3 groepen: zakenbrieven, mondaine brieven en brieven waarin hij over zijn werk schrijft aan letterkundige critici. De afzonderlijke behandelde correspondentie met zijn besten vriend, den dichter Robert de Montesquiou, heeft slechts betrekking op de geestelijke en psychologische motieven die hen beiden interesseren.
In een intelligente analyse van den aard der brieven geeft de auteur een bijdrage tot de kennis van Proust's boeiende, veelzijdige en raadselachtige persoonlijkheid. Hun schier behaagziekvleiende charme duidt op Proust's behoefte, zich door anderer instemming en sympathie bevestigd te weten, maar ook, in die