slechts duidelijk-beperkte belangen op het oog heeft. Wie de illusie heeft, een nieuwe wereld op louter pragmatisme en opportunisme te gronden, kent geen scrupules tegenover abstracte begrippen als recht, waarheid, en dergelijk oud roest. De vijandigheid der nieuwe generatie tegenover de verworvenheden der oude is begrijpelijk: zij is uit een verscheurde wereld geboren. Wat zij aan positiefs, voor deze afwijzing, biedt, is evenwel alleen maar een terugval naar primitieve stadia der mensheidsontwikkeling, naar de gemeenplaats van het dynamisch vitalisme, en naar een zelfverzekerdheid, welke onzekerheid is die zichzelf wegdrong in geestelijke community-singing. De verheerlijking van gewelddadigheid om zichzelfs wil vloeit hier uit voort: een schijn alweer, ditmaal van mannelijkheid - welke echter geen stand houdt tenzij gedragen door het aanhankelijke groepsgevoel van de anderen. De paradox van den flinken man die, door een massasuggestie dronken, met den stroom meedrijft. Dit is generaliseren: gelukkig zijn er bij de tegenwoordige jeugd ook wel andere elementen. Maar karakteristiek is de geschetste mentaliteit wel degelijk voor haar algemeen beeld.
Wie - gelijk de totalitaire stelsels en richtingen doen - de jeugd als een aparte mensensoort beschouwt, haar moeilijkheden voorgeeft op te lossen, haar vleit en zich op haar beroept, kan zich wellicht op haar door geestelijke atrophie gestaalde spieren verlaten. Maar hij berokkent die zelfde jeugd tevens onherstelbare schade. Jongelui zijn geen afzonderlijk soort mensen: het zijn mensen, jonge mensen. Belet hun zelfstandig hun weg te vinden door hen met pasklare denkbeelden vol te gieten, en ge ontneemt hun elke ontwikkelingsmogelijkheid. Deze misdaad wordt op grote schaal aan de tegenwoordige jeugd voltrokken; daarom is het de vraag, of zij ooit volwassen zal worden.
Deze jeugd, die niets te vergeten had, heeft niets geleerd. De zekerheid, gelijk te hebben (die onwetenschappelijke vrees voor twijfel), de angst, dupe te worden, hebben haar na de ellende van den wereldoorlog, waaraan zij geen schuld had, aan den rand gebracht van een nieuwen wereldoorlog, waaraan zij wel schuld zou hebben. Sport en techniek, twee machtige factoren van het moderne leven - wat zijn zij in haar handen geworden? Een voorwendsel tot denkluiheid, een teken van vervlakking, een surrogaat voor moraal.
Het is niet zo - gelijk wel eens gedacht wordt - dat de geestesgesteldheid der tegenwoordige jeugd een reactie is tegen de dwalingen der ouderen, die haar aan haar lot overlaten. Integen-