dien we nog gekend hebben, neen dien we zèlf geweest zijn, maar dien we ons zonder een vage verbazing niet goed meer kunnen voorstellen. Hij was zo argeloos, hij wist niet wat hem, en ons, nog boven het hoofd hing, en hij is van den aardbodem weggevaagd. Ook ik ben in Arcadië geboren...
Dus toch een romantische hang naar het verleden?
Laat ons niet eenzijdig zijn en ons leven niet tezeer begrenzen. Het is verkeerd, naar dien man terug te verlangen; maar ook, hem geheel te vergeten. Met ironie, met sympathie, en zelfs met afgunst kan men aan hem denken, mits men ook een waarschuwend voorbeeld in hem blijft zien. Hij verachtte, in zijn studeerkamer, museum of concertzaal, de werkelijkheid, en kort daarop stortte de wereld in puin: nog zitten wij met de gebakken peren. Neen, dien vergeten man, wij mogen hem niet langer vergeten. Hij had veel, dat ons lief is, veel dat wij, waarschijnlijk voorgoed, verloren hebben. Maar niet alleen daarom is het goed, zich hem te herinneren. Ook, omdat wij niet in zijn fout willen vervallen; niet uit romantisch-aesthetische vergeestelijking zolang onzen tijd met zijn dreigende, reële gevaren willen negeren tot die tijd ons wegvaagt en vernietigt.
Laat ons dan zo, met genegenheid èn met critiek, aan hem denken. Ik zie hem voor mij, mijn homo Europaeus quo ante bellum, mijn vooroorlogsen mens. Ik zie hem nog voor mij. Hij heeft een neerslachtige hangsnor, een pothoedje, een paraplu, peinzende, nietszeggende ogen. Hij houdt van Kant, La Vie Parisienne en de Lorelei (geest, eros, hart). Hij gelooft aan eerlijk vooruitkomen voor wie de goede tips krijgt en aan de idealen van Carnegie. Zijn vrouw is lid van ‘Liefdadigheid naar Vermogen’, en hij is uit beginsel nooit vrijpostig tegen zijn eigen dienstbode. Hij houdt van tuinfeesten, optochten, jachtritten, van Carmen, Artis, Brussel. Hij gelooft in spiritisme, wereldvrede, Darwin, De Vries en Te Winkel, vrouwenemancipatie, vooruitgang, congressen, en heeft Mata Hari nog zien dansen. Ik heb een zwak voor hem, daar kom ik rond voor uit. Ik houd van hem. Ik betreur hem. Hij doet mij vertederd glimlachen. Hoe naïef was hij in den grond, hoe serieus en vertrouwend en beuzelachtig en hoogstaand en argeloos...
Remember my forgotten man.
1938