Sedertdien vertoont de cultuur een chaotisch beeld. Door elkaar en naast elkaar ziet men de richting welke het collectieve, en die welke het persoonlijke op den voorgrond brengt. De eerste is nog steeds de, door den wereldoorlog gedeeltelijk uitgestelde, reactie die de erfenis der vorige, individualistische eeuw wil liquideren. Tegen deze alles nivellerende strevingen, waartoe ook de overeenkomstige politieke richtingen onzer dagen behoren, verzet zich anderzijds nog, of weer, eenzelfde individualisme als na '18 was opgekomen.
Aldus kan men in het kort historisch de plaats aangeven van de persoonlijkheid in de hedendaagse cultuur. Zij, die teleurgesteld zijn in de vrije ontwikkeling van het persoonlijke, zoeken het in de tucht van het massale. Zij daarentegen die tegen de uitingsvormen van die eenheidspogingen weerzin gevoelen, keren terug tot de persoonlijkheid. Weliswaar zijn deze twee tegenstrijdige richtlijnen te allen tijde naast en door elkaar beide voorgekomen. Maar de verwardheid van het cultuurbeeld en de scherpte der tegenstellingen waren zelden groter dan thans, nu zij, door tevoren ongekende politieke consequenties, van een litterair-psychologischen strijd duizendvoudig zijn verscherpt tot letterlijk een kwestie van leven of dood. Gelijk bij de primitieve volken heeft het collectivisme van heden zich zijn totembeelden vervaardigd; lezen wij niet in de Held. Crt. dat in den Ordensburg Vogelsang een altaar is opgesteld voor den ‘Duitsen mens’? Doch laten wij nu verder staatkundige aspecten buiten beschouwing, om ons tot de litteratuur te bepalen. De hernieuwde belangstelling voor de persoonlijkheid deed ook onder dejonge letterkundigen een stroming ontstaan, waarvan Greshoff, Du Perron en Ter Braak de voorvechters zijn geweest, en welke vooral in het tijdschrift Forum tot uiting kwam. Hun streven vond bevestiging in de oudste inzichten, gelijk... het christendom, in de nieuwste stelsels gelijk de existentie-filosofie, in de nieuwste mystiek gelijk van Berdjajew. Maar zover zochten zij het zelf niet eens. Voor hen waren practijk en theorie één. Dat een felle eenzijdigheid zich in hun kunstleer uitte, ligt in de dialectiek der geschiedenis. Gelijk alle eenzijdigheid is zij nuttig geweest maar heeft ook schade en verwarring
aangericht.
Menno ter Braak, de begaafdste theoreticus der richting, stelt kunst en leven op één lijn. Kunst is een levensuiting gelijk elke andere, en bezit derhalve geen zelfstandige waarde dan die zich door de persoonlijkheid van den kunstenaar doet gelden. Het vitale belang, dat deze erbij heeft, zich uiting te verschaffen, en