matig ontstaan, dus wancultuur is, dan wel echt. Cultuurpolitiek is onbegonnen werk. Klaas Vaak heeft een Sisyphus arbeid: steeds weer ontwaken zij, wien hij zand in de ogen strooit.
De waarheid als maatstaf betekent niet dat de kunst realistisch zou moeten zijn, maar dat de kunst - een hogere waarheid - niet dienstbaar gemaakt kan worden aan staatkundige of andere oordelen of vooroordelen. Het valt niet te ontkennen, dat men in de Sowjetunie het terzijde schuiven van Meyerhold in dit licht kan beschouwen. Die en de fascistische geestesgesteldheid zijn er altijd sterk in geweest met goedkope phrases over een onaangename werkelijkheid heen te glijden. De oppositie tegen Barbusse's Le Feu, dat destijds de bête noire was der rechtsche extremisten, kwam uit denzelfden hoek.
De voorwaarde echter tot een vernieuwing van kunst en cultuur kan niet gevonden worden in haar bruikbaarheid tot staatkundige nevenoogmerken, gelijk b.v. de leer van bloed en bodem die levert, of welke andere ideologische gerichtheid ook. Die voorwaarde is alleen te verwezenlijken door een waarheidsliefde welke, de beknotting der geestelijke ontwikkeling van mens en volk afwijzend, de onvertroebelde spiegeling van de werkelijkheid en den tijd stelt boven de uitdrukking van kunstmatige samenhangen.
Deze waarheidszin, in velerlei vorm, is altijd, individueel of collectief, de grondslag van de cultuur geweest. En geen nog zo geperfectionneerde dril-organisatie kan haar dien grondslag ontnemen. Want haar groei is onafhankelijk van dwang. Dit besef doet ook de ongegrondheid zien van een cultuurpessimisme, dat in een door dwang, bedreiging, verruwing en gewelddadigheid beheerste wereld maar al te verklaarbaar lijkt. Niemand heeft overtuigender dan onze betreurde meester Albert Verwey uiting gegeven aan een onwankelbaar geloof in de innerlijke vrijheid, welke de cultuur onzer dagen tegen de wancultuur van het uiterlijk geweld zal behoeden. ‘Terwijl Coen Banda en Cromwell Ierland uitmoordden’, zegt hij in Onze taak in de tijd, ‘bereidden Vondel en Milton hun werken voor.’
En in Het lijden aan de tijd wijst hij erop, dat ‘sommige van de grootste voortbrengselen van de wereldlitteratuur in armoede en onvrijheid geschreven zijn, dat Dante een balling was toen hij de Divina Commedia en Milton blind en de zich stilhoudende woordvoerder van een vernietigde partij, toen hij Paradise Lost dichtte’. En ‘de hoogste wijsheid van zijn eeuw leefde in de slaaf Epictetus’.