kunstcritiek heeft tot nu toe klaarblijkelijk niet algemeen genoeg geprezen wat de heren wezen. Reeds vroeger heeft hij zich humeurig tegenover haar getoond, toen hij toneelcritiek, eerder dan in de avondbladen gepubliceerd, verbood. Thans gaat hij een stap verder en neemt den krassen maatregel, kunstcritiek überhaupt te verbieden.
Zij moet plaats maken voor kunst‘beschouwing’ of kunst‘beschrijving’. Betreft het hier onbetekenende nuances? Stellig niet, en bij de toepassing van het decreet zullen de begrippen ook wel scherp onderscheiden worden. Critiek is een oordeel, en daar dit oordeel, ondanks alles, naar het schijnt nog te vaak negatief was, wil Goebbels het afschaffen, en vervangen door beschouwing en beschrijving. Een enkel voorbeeld moge het verschil verduidelijken. Zegt men van een schilderij: ‘het is niet uit de verf, de figuren zijn mistekend, de stofuitdrukking is dilettantisch’, dan is dat critiek. Zegt men: ‘dit schilderij behoort tot de neo-classicistische school, er zijn Franse invloeden in, er valt een parallel te trekken met de late Renaissance’, dan heeft men een beschouwing. En een beschrijving zou zo kunnen luiden: ‘tegen een donker blauwen landschapfond ziet men op den voorgrond een bank waarop twee vrouwen zitten’ enz.
Uit hetgeen van de verordening bekend is geworden is te vernemen, dat kunstbesprekingen slechts geschreven mogen worden door aan een bepaalde leeftijdsgrens gebonden, met hun naam ondertekenende en na voldoende vorming van een speciale licentie voorziene redacteurs. Dit alles zou aan naïeve lieden onschadelijk en zelfs nuttig kunnen lijken, indien uit het verplicht voorgeschreven ‘staatsexamen in kunstbeschouwing en -beschrijving’ niet overduidelijk de bedoeling bleek, na de vrijheid van de kunstuiting nu ook die van de kunstcritiek ongedaan te maken.
Een groot gedeelte der Duitse critiek zal men weliswaar zonder spijt missen. Bij vele artikelen en opstellen had men het gevoel, dat de schrijver zich met een onmogelijke taak kwelde: niets slechts te zeggen van een officieus als van waarde beschouwd auteur, en tegelijk niets goeds van hem te zeggen tegen het eigen artistieke geweten in. Met veel omhaal van woorden werd dan, anticiperend op de thans afgekomen verordening, een ‘beschouwing’ en ‘beschrijving’ gegeven waarin alle verantwoording ontdoken en hoegenaamd niets ‘gezegd’ werd.
Maar van gisteren af zal deze methode gecodificeerd zijn, en niet alleen de voor te lichten lezerskring maar ook de kunst zelf