delijk iemand hem vinden op den dag, waarop zijn volk terugkeert en zal hij weer voor hen, aan wie vrede geschonken werd, stralen in den tempel des vredes.’
Vestdijk heeft eens in Forum gezegd, dat het klassieke prototype van de novelle zich van den roman bovenal hierin onderscheidt, dat een ding, een voorwerp er het leidend motief is. Zijn betoog was speels, en niet stelselmatig bedoeld, maar hoe dit zij, Der Begrabene Leuchter voldoet ten zeerste aan den maatstaf. Dit is daarom zo bevredigend, omdat hier het voorwerp, de heilige kandelaar, voor meer staat dan zichzelf alleen. Hij is het eeuwig vervolgde, eeuwig zwervende volk en zijn zekerheid en hoop van toekomstige bevrijding in eigen land. Hij is geen allegorie. Men kan zonder aarzelen zeggen, dat in de litteratuur de allegorie een minderwaardig genre is tegenover het symbool. De allegorie kleedt levende gevoelens, ideeën, gestalten of gebeurtenissen in een abstraherende figuurlijkheid. Het symbool daarentegen zal die levende gevoelens, ideeën, gestalten of gebeurtenissen ervaren en uitbeelden met een dieperen zin dan hun uitwendige, aanschouwelijke gestalte-zelf, zonder meer bevat, en ze aldus in een algemener en ideëler betekenis doen zien.
Met de vernieuwing van zijn geesteshouding heeft Stefan Zweig aan de nieuwe idee, welke hem bezielt, ten volle, op onvergelijkelijke wijze gestalte gegeven. Zijn schrijftrant is eenvoudiger geworden, en waarachtiger; men zou bijna zeggen klassieker. Ik acht dit sterke boek een keer- en kernpunt in zijn productie en zie met de grootste belangstelling ernaar uit, hoe deze zich verder zal ontwikkelen. Voorlopig is zijn novelle een paradoxale verrassing, voor wie Zweig's figuur genoeg overzag, om van ieder ander eerder een zo zuiver begrip in het uitbeelden van het wezen van het Jodendom, met zijn tragiek en zijn redding, te verwachten dan van Stefan Zweig.
Wat de vertaling van Sterkenburg betreft, bij een eerste vluchtige kennisneming leek deze mij behoudens een enkel germanisme, niet zonder verdienste.
1937
Stefan Zweig, Der begrabene Leuchter. Mit Zeichnungen von Berthold Wolpe. Wien, Leipzig, Zürich, Herbert Reichner Verlag
Stefan Zweig, De begraven kandelaar. Een Legende. Vertaling van Reinier P. Sterkenburg. Amsterdam, Allert de Lange, 1937