waardige samenwerking van wat nationaal is.
Maar hoe dit ook zij, één ding is toch wel onbetwistbaar: dat men door hartstocht verblind moet zijn om de Joden verantwoordelijk te stellen en te doen boeten voor den toestand van verstrooiing, welken zij gewild noch gezocht hebben, doch waarin zij zich nu eenmaal ruim 20 eeuwen gesteld zien. Al te weinig is de kwestie van de Joden in de kunst, in de geschriften over dit onderwerp, nu eens van den kant van de Joden zelf bezien. Als mededragers van het geestelijk bezit, niet van zichzelf maar van de volken waartoe zij mede behoren, vonden zij nooit dien blijvenden weerklank die, niet individueel maar collectief, de voor het creëren onontbeerlijke atmospheer is. Vooral deed zich dit sterk gevoelen in kunstperioden van romantische vernieuwing, gelijk in het begin dezer eeuw en ook thans weer. Omdat (ik kan stellingen als deze natuurlijk niet met argumenten staven in dit bestek) realisme internationaal en romantiek nationaal gericht en gegrond is.
Te zelden, ik zei het reeds, heeft men zich afgevraagd, niet wat andere volken voor nadeel of profijt hebben gehad aan de kunst der Joden, maar hoeveel het Joodse volk zelf erbij verloren heeft, dat uiteraard de kunst van de, in verspreiding levende, Joden geen Joodse kunst is kunnen worden. Immers de zichtbare, omringende wereld - oppermachtige factor in het ontstaan van kunst-moest vanzelf van ongemeen groter invloed blijven dan de oorspronkelijke Joodse wezenstrekken. De individuele gezindheid veranderde daaraan niets, want kunst komt nu eenmaal niet volgens meningen en principes tot stand. Alle pogingen, voor het probleem een oplossing te vinden in het streven naar een Joodse kunst (b.v. in de litteratuur het schrijven voor Joden, over Joden of als Joden) bleven daarom kunstmatig en vruchteloos. Het streven naar een nationale Joodse kunst, of naar het herleven van het Hebreeuws, mogen gewichtige en zelfs onontbeerlijke momenten zijn in den wederopbouw van het land Israël als nationale woonplaats, het kon de kunst der Joden niet essentieel veranderen, in haar geheel. Een nieuwe kunst ontstaat slechts uit een nieuwe orde, niet uit het streven daarnaar; zij is geen voorloper, maar product van een tijd en een samenleving.
Aan den anderen kant kan, naar de geschiedenis ons leert, ook een streven naar de sterkst mogelijke assimilering aan andere volken onmogelijk het element van anders-zijn der Joodse kunst volkomen teniet doen, in het midden gelaten of dat ele-