Tollens en hem daar in het oor had gefluisterd dat hij een lieverd was, dat zijn matrozenblouse veel chiquer stond dan van neef Albert, en dat ze later als hij politie-agent was geworden samen zouden trouwen’.
En nu onze zakelijke tijdgenoot: ‘Piet Jansen liet zich door de opmerkingen der straatjongens rondom hem niet afleiden maar speurde met aandacht of er nog geen beweging in den dobber kwam, bedenkend dat de drie armzalige bliekjes die hij nu in die vijf uur had opgehaald, onvoldoende zouden zijn, zodat Cootje en Annemarietje alweer hongerig naar bed zouden moeten - maar slechts 110.070 inwoners der stad, dus nog geen vijfde der bevolking, krijgt voldoende vitaminen binnen, naar het gemiddelde der laatste vier jaren gerekend -; en toch kon hij nog maar een uurtje blijven vissen, anders zou zijn moeder niet langer op de kinderen kunnen passen; en op ditzelfde moment liepen te Scheveningen achter elkaar 2 loggers binnen vol met onverkoopbare haring, waardoor de marktprijzen voor die week weer een half percent achteruitliepen; de winkel waar de hengel was gekocht, 6 dagen geleden, begon dien middag een groten uitverkoop; op het ogenblik dat zijn moeder, ongerust geworden, op de klok keek en bemerkte dat deze stilstond, wendde een vierde bliek, door het geknars van een in de bocht voorbijrijdende tram verschrikt, zich van het aas af waarin zij bijna had gebeten en verdween weer in de diepte’.
Ik heb natuurlijk elk der drie stijlgenres flink overdreven - al was het alleen maar omdat ik duidelijk wilde doen uitkomen, niet anders te pretenderen dan naast de illustre originelen slechts pastiches te stellen. Toch heeft de lezer, naar ik hoop, juist in dit chargeren den groten litterairen afstand van betrekkelijk in elkander overgaande tijdvakken erkend. De nieuwe prozaschrijver is door zijn nergens ophef van makende nuchtere uitdrukkingswijze ondubbelzinnig modern, al heeft een zakelijke stijl - men denke slechts aan Tacitus, de novellen van Heinrich von Kleist of aan Lenz van Büchner - zich ten allen tijde wel sporadisch voorgedaan. Het is met dit proza als met de stalen meubelen: men kan er persoonlijk van houden of ze lelijk vinden, niemand kan ontkennen dat ze als efficiënte, nauwkeurige toepassing van de functie, die ze willen vervullen toereikend en voor hun taak berekend zijn.
Het moderne proza, wanneer het is geslaagd, is zonder pathos of poging, snel trefbare sentimenten van deernis of vertedering te bespelen, in een mannelijke, beknopte en diep indringende taal