aan een bepaalde tijdmaat. Met dit laatste wordt de romanstof gerangschikt binnen het kader van een beperkte tijdelijke bepaaldheid, die de ruimtelijke gescheidenheid der figuren doorstroomt. Voor deze techniek, soms ook gegrond op den monologue intérieur, heeft de schrijver lering getrokken uit de grote vernieuwingen, die zich in de buitenlandse letterkunde hebben voorgedaan.
Die monologue intérieur, de innerlijke alleenspraak, is een uiterst gevaarlijk litterair procédé. Hij veronderstelt een critisch bespieden van ons eigen denken, ten einde dit als ongeretoucheerden bewustzijnsinhoud zoveel mogelijk in zijn eersten staat, met alle wonderlijke en ongeremde associaties (voorstellingsverbindingen), incohaerenties, sprongen van logica, flitsen van onafgemaakte woordvorming enz. weer te geven. Maar het denken, dat zichzelf beziet, verandert reeds hierdoor van karakter en is dus nooit in zijn oorspronkelijk wezen te betrappen. De monologue intérieur nu, die al te volledig en angstvallig de werkelijke gesteldheid van den innerlijken gedachtengang zoekt te benaderen, loopt juist daardoor gevaar, de werkelijkheid meer te deformeren dan een werkwijze, die met de weloverwogen technische middelen van den kunstenaar willens en wetens dien gedachtengang deformeert om een zo groot mogelijke illusie van dat innerlijke proces op te wekken.
De monologue intérieur als letterkundig genre is eerst in den lateren tijd opgekomen, toen de symptomen beschrijvende zielkunde door de psycho-analyse werd verdrongen, waarin het ‘associëren’ zulk een grote rol speelt. Een voorloper van deze kunstsoort was Edouard Dujardin in 1886 met zijn Les Lauriers sont coupés, op welken roman Van Eeden in zijn Studies reeds de aandacht vestigde. Hij werd later opnieuw ‘ontdekt’ door Valéry Larbaud, die het procédé zelf toepaste, evenals Schnitzler dit deed in enige latere werken, te beginnen met Fraülein Else. Het lijdt geen twijfel of James Joyce heeft, in zijn Ulysses, de innerlijke alleenspraak het verst doorgevoerd, hij heeft er nog nooit geziene resultaten mee bereikt. Intussen heeft Joyce er prijs op gesteld te verklaren, dat ook hij deze techniek oorspronkelijk aan Dujardin, op wien Larbaud hem opmerkzaam had gemaakt, te danken had.
Ook Maurits Dekker heeft zich in grote gedeelten van zijn romans den langzamerhand internationaal steeds algemener toegepasten monologue intérieur eigen gemaakt. Aan de technische uitdrukkingsmogelijkheden ervan heeft hij geen ver-