sische letteren dier dagen een andere, meer humanitaire richting op, die voornamelijk in Charles-Louis Philippe, den overgevoeligen, lyrischen vernieuwer, haar oorsprong vond. ‘Il nous faut maintenant des barbares’, was zijn beginselprogramma. Naast de klassieke lijn is ook deze tot op heden te volgen; zij is zelfs mettertijd duidelijker geworden dan de eerste, en vindt voorlopig haar belangrijksten uitloper in de vormverbrekende, onevenwichtige analyses van Marcel Proust.
Men kan zeggen, dat André Baillon tot de school behoort, waar van de ontwikkeling bij Charles-Louis-Philippe aanving, en met name in zijn eerste romans, als Histoire d'une Marie, heeft hij in het bijzonder den sentimentelen kant daarvan naar voren gebracht. Langzamerhand ontplooide zich echter in zijn werk een merkwaardig, intuïtief invoelingsvermogen voor pathologisch zieleleven, minder diep wellicht dan bij Dostojewskij maar met een voortreffelijke uitbeeldingskracht.
Juist met betrekking tot den aard dezer uitbeeldingskracht echter is er een principieel verschil tussen hen beiden, dat uitwijst hoezeer Dostojewskij in het gebruiken van zuiver letterkundige middelen Baillon overtreft. De hedendaagse Dostojewskij-volgeling Emmanuel Bove - een Belg van Russiche afkomst, wiens La Coalition een onvergetelijk boek blijft - geeft blijk, zich in zijn romantechniek meer direct bij den groten meester aan te sluiten. Welke is die techniek? De diepte-psychologie komt bij Dostojewskij geheel door die uitwendige, plastische, zintuiglijke waarnemingen tot stand die de kunst essentieel van de wetenschap onderscheiden. Zijn descripties gelden slechts de observering van buiten af: handelingen, dialoog, gebaren, gelaatsmimiek, gebeurtenissen; en slechts door dit alles heen wordt van het innerlijk zieleleven een beeld gegeven. Dat bij Baillon, hoe suggestief en doeltreffend ook, de psychologische beschrijvingskunst in de eerste plaats van binnen uit geschiedt, moet ten slotte als een artistiek tekort worden beschouwd. Intussen blijft Baillon een der eersten onder de letterkundige beschrijvers van psychische afwijkingen, in een genre dat doet denken aan werk als bij ons, op dit gebied, van Fré Dommisse en Marianne Philips. Zijn belangrijkste boek op dit gebied is Le Perce-Oreille du Luxembourg; naar ik meen schreef hij het als verpleegde in een inrichting. Er gaat een beklemmende suggestie van uit; de objectieve waarneming der eigen afwijkingen grenst aan het wonderbaarlijke, en het sentimentalisme van Baillon's vroegere publicaties is hier aanzienlijk minder geworden. Deze roman werd