gangstaal ontleende spraakgebruik storend uit den toon en sfeer van het stuk. Ik zal van beide gevallen voorbeelden geven: een Shakespeare-vertaling als deze is voor onze letteren een feit van betekenis, wel waard, er een ogenblik langer bij stil te staan. Aardig zijn de volgende vondsten.
i, 1. Antonio: ‘Where is the master, boatswain?’ Boatswain: ‘Do you not hear him?’ - Ant.: ‘Waar is de kapitein, bootsman?’ Bootsm.: ‘Waar zijn fluit is.’
Terzelfder plaatse: Boatsw.: ‘What cares these roarers for the name of king?’ - ‘Wat hier buldert heeft lak aan een koning!’
T.z.p. Boatsw.: ‘Shall we give o'er and drown? Have you a mind to sink?’ - ‘Wilt u dat we den boel laten verrekken en vergaan? Wilt u persé verzuipen?’
Het element van huiskamer-négligé, in deze werkwijze van Nijhoff, is zeer gelukkig toegepast op de snaakse grollen van Antonio en Sebastiaan in ii, i. Adrian: ‘It must needs be of subtle, tender and delicate temperance.’ Ant.: ‘Temperance was a delicate wench.’ Seb.: ‘Ay, and a subtle; as he most learnedly delivered.’ - Adr.: ‘Treft mij hier het uitgezocht klimaat, de weelderige flora.’ Ant.: ‘Flora, Flora? waar woont dat meisje?’ Seb.: ‘Ja, ja, en weelderig; meneer heeft kennersblik.’ Gelijk men ziet, en ook uit de navolgende aanhalingen zien zal, schroomt de vertaler niet, zijn fantasie den vrijen teugel te laten, wanneer het hem er om te doen is, het taaleigen en den geest, meer dan de woorden, van een gesprek weer te geven.
T.z.p. Gonzalo: ‘It is foul weather in us all, good sir, When you are cloudy.’ Seb.: ‘Foul weather?’ Ant.: ‘Very foul.’ - Gonz.: ‘t Wordt onweer in ons allen, edel heer, Als gij zoo donker kijkt.’ Seb.: ‘Onweer?’ Ant.: ‘Ja, donderen.’
ii, 2. Stephano: ‘Though thou canst swim like a duck, thou art made like a goose.’ - ‘Ik kan begrijpen, dat je zwemt als een rot, je hebt heelemaal iets rottigs.’
iii, 2. Steph.: ‘Thou shalt be my lieutenant, if you list; he's no standard.’ Trinculo: ‘Your lieutenant, if you list, he's no standard.’ - Stef.: ‘Ik ga je tot luitenant bevorderen, monster, - neen, tot ritmeester.’ Trinc.: ‘Luitenant dan maar, want zijn rit is hij niet meer meester.’
T.z.p. heeft Caliban het over de schoonheid van Prospero's dochter: ‘he himself Calls her a nonpareil’. - ‘hij zegt zelf, Dat zij een beauty is.’
iv. 2. Prospero: ‘Come with a thought. I thank thee, Ariel: come.’ Ariel: ‘Thy thoughts I cleave to.’ - Prosp.: ‘Breng mij