Enige gebakjes en dropjes
In den banketbakkerswinkel laat ik mij, tegenstribbelend afgezant van zeer aardse gebiedsters, dwingen tot een terminologie die de mijne niet is. Een innerlijk verzet overwinnend, moet ik, om te begrijpen en begrepen te worden, meespreken over oublies, butterflies, Chantilly's (spreek uit: gentilles!), mergpijpjes en hoe al dat heerlijks verder heten moge. De tegenzin, het soort schaamte waarmee ik dergelijke gesprekken voer, berust op het gebruik van deze woorden zonder dat ze de gewone, eerst-aanwezige betekenis hebben. Ik wordt er onbehaaglijk aan herinnerd, dat dit mijn terrein niet is, en dat de voor de winkeljuffrouw gebruikelijke woord-associaties afwijken van de mijne en van de algemeen geldende: en wel in de richting van het weezoete. Een dubbele oude, een straffe gentiaan, zijn mij vertrouwde begrippen; een kleurloze groene, een jonge lithauer weet ik tegenover leken vlotweg te preciseren. Maar over een Josephientje vermag ik eerst dan zonder blikken of blozen te spreken, wanneer ik een meisje en niet een taartje bedoel.
Deze voorbeelden tonen aan, dat iemand ongaarne afstand doet van de bijzondere waarde, die de woorden voor hem of voor de groep, waartoe hij te rekenen is, hebben. Naast deze bizondere bestaat er echter nog een algemene waarde. In het onbewuste verzonken ligt de onuitputtelijke schat onzer woorden, die slechts wachten tot ze, langs den weg der associatie, door de ik-centrale ontboden en voorgeroepen worden. Ze zijn paraat, de seconde daarna weer uit den smallen lichtkring der bewuste aandacht te verdwijnen, tot een volgenden keer. Als pasmunt uitgegeven, vertonen ze bij verschillende individuen zekere, overigens vrij bekende en stabiele, koersverschillen. Wordt dit verschil evenwel al te groot, dan kan een inflatie ontstaan die aan bedrog, staatsbankroet of valse munterij doet denken.
Mij dunkt dat ik dit beeld nu niet verder behoef uit te werken, om duidelijk gemaakt te hebben, waarom het lezen van den bundel van Flora de Lannoy mij even wrevelig stemde als een gesprek met de juffrouw uit den taartjeswinkel. Haar woorden betekenen iets anders dan de onze. Maar dit niet door grotere verfijning, of intensiteit, of eenvoud, of schilderlijkheid of welke eigenschap ook, die ons ernaar zou doen verlangen, hun waarde in de onze om te rekenen. Zij onderscheiden zich integendeel door kleurloosheid, slordigheid en vals effectbejag. Ze vervullen hun functie slecht: ze dekken geen gevoel en geen be-