het Eiland erkend; zij zijn bereid de macht te delen met ons.’ ‘Dan hebben zij in elk geval een les geleerd,’ zei ik.
Hij wachtte weer enige tijd voor hij zei: ‘Ons rijk is gevestigd, Liafbarn. Herinner jij je dat Byrge indertijd blufte van zijn koningschap? Ik heb zo min als mijn gevallen broer Horsa ooit koning willen zijn, maar ik ben althans de vader van koningen. Het doel is bereikt.’
Ik knikte en herhaalde zijn laatste woorden. ‘Het is bereikt... En u gaat als ik naar het land en neemt een hoeve en doet uw best de taal van koeien en groeiende gerst te leren?’
Hij fronste het voorhoofd en krabde zich de baard.
‘Niets van dat alles. Ik heb niets meer te leren, alleen te herinneren... Wat moet ik hier zoeken? Ik ga terug naar het oude land, Liafbarn. Ik wil het terugzien, ik was er niet meer sinds wij de eerste keer overstaken.’
Ik werd roerloos. Ik had in jaren niet meer aan Friesland gedacht, zo kwam het mij voor. Ik droomde soms van mijn ouders, maar wie ziet in zijn slaap geen gestorvenen? Ik kwam ze tegen in landschappen die overal konden zijn. Ik voelde zonder dat ik hem aanzag dat de oude man zijn waterige oogjes op mij richtte. ‘Er zijn er meer teruggegaan die mij destijds hebben gevolgd. Jij en ik zijn de laatsten der eersten op Britse bodem... Je leeft hier naar wens?’
Ik gaf geen antwoord want ik had verstaan wat hij van mij wilde. Ik mompelde: ‘Ik weet niet waartoe ik hier leef. Ik zou daarginds evengoed kunnen leven.’