30
Reonix liet enige tijd verlopen voor ze met Vortigern naar Lundunwike terugkeerde. Ze kreeg opnieuw een Friese lijfwacht mee, het driedubbele aantal mannen van het eerste over wie ik het bevel had gevoerd. Ik was er niet bij; ik was al getroffen door de haat van de heks (want heks of geen heks, ik begon haar voor mijzelf die naam te geven). Wat zij hertog Hengist in het oor gesuisd heeft weet ik niet; maar hij ontsloeg mij, al vrij kort na het bloedbad, met ruwe en korte woorden als aanvoerder van zijn krijgsvolk en wees mij een klein boerenbezit aan in de heuvels buiten Kantelberg.
Ik zei: ‘U stuurt mij weg?’ Hij antwoordde: ‘Je wilde toch een hoeve? Je krijgt er een.’ Ik vergat opnieuw de afstand die er tussen hem en mij gegroeid was: ‘Als beloning voor mijn slachterswerk of als straf omdat ik de koningin der Britten doorzag?’ Hij keek mij vanonder zijn witte dikke wenkbrauwen aan; de zware rimpel om zijn mond die in zijn vergrijsde baard wegliep, trilde. ‘Doorzag...?’ Ik zei: ‘U weet zo goed als ik dat Reonix geen vijanden van koning Vortigern heeft laten opruimen, maar zijn beste vrienden. Zij stonden haar in de weg bij haar begeerte naar de